Hoe Relx steeds minder Nederlands werd
Jeroen Piersma 25 nov 18:44
Net als Shell en Unilever begon Relx ooit als een gedeeld Brits-Nederlands bedrijf. In de jaren na de fusie van Reed en Elsevier verschoof het zwaartepunt geleidelijk naar Engeland en de VS. Betreurenswaardig of een onvermijdelijke uitkomst?
Na de fusie van Reed en Elsevier werd het Britse deel geleidelijk sterker. Ook veranderde Relx steeds meer van een uitgever in een databedrijf. Het afstoten van de bladen raakte de Nederlandse activiteiten. Illustratie: iStock/FD Studio
Analist Corné van Zeijl vroeg zich vorige week in zijn FD-column af of de verhuizing van het Shell-hoofdkantoor goed nieuws is voor het bedrijf en zijn aandeelhouders. 'Voorland' Relx — het hoofdkantoor van dat bedrijf bevindt zich al jaren in Londen — overtuigde hem niet. Wolters Kluwer — hoofdkantoor in Alphen aan de Rijn — heeft het de afgelopen jaren qua koers en winst veel beter gedaan. Hij stelde ook de vraag naar het belang van Nederland. 'Hoeveel diepte-investeringen heeft u van Relx in Nederland in de afgelopen jaren gezien?'
Het zijn de zorgen die regelmatig opduiken in de discussie over de verhuizing van het Shell-hoofdkantoor. Relx begon in 1993 net als Shell en Unilever als een gelijkwaardige Brits-Nederlandse onderneming met twee hoofdkantoren, twee bestuursvoorzitters, en twee aandelen. Maar de fusie van het Britse Reed en het Nederlandse Elsevier veranderde in de loop van de jaren steeds meer in een Brits-Amerikaanse onderneming.
‘Het is natuurlijk jammer. Je kunt niet ontkennen dat managers meer associatie hebben met het land waar ze vandaan komen’
Jan Hommen, oud-president-commissaris Reed Elsevier
Van de Nederlanders is dezer dagen in de top van Relx weinig meer terug te vinden. Ceo Erik Engstrom is een Zweed, cfo Nick Luff een Brit. In het tienkoppige bestuur bekleedt één Nederlander, Marieke van Lier Lels, een rol als niet-uitvoerend bestuurder, commissaris in Nederlandse bewoordingen. Het 'executive team' van negen personen bestaat vooral uit Britten en Amerikanen en niet één Nederlander.
Geen steun voor Nederlander als ceo
Jan Hommen, die van 2005 tot 2009 president-commissaris was bij Reed Elsevier, betreurt de gang van zaken. 'Het is natuurlijk jammer. Je kunt niet ontkennen dat managers meer associatie hebben met het land waar ze vandaan komen.' Dat uit zich in het verdwijnen van activiteiten in Nederland, maar ook in opdrachten voor de adviessector en in de maatschappelijke en charitatieve activiteiten van een onderneming.
Het is volgens Hommen óók jammer omdat Elsevier beter presteerde dan het Britse Reed. Bij de opvolging van de Britse ceo Crispin Davis in 2009 heeft hij nog een poging gedaan een Nederlander benoemd te krijgen. 'Maar daar was te weinig steun voor', zegt hij. Met meer Nederlanders in het bestuur hoopte hij de discussie over de plaats van het hoofdkantoor te heropenen. Voor vergelijkingen met Shell vindt hij het overigens te vroeg. 'Shell heeft nog steeds een Nederlandse ceo en belangrijke activiteiten in Nederland.'
Britten en Nederlanders hadden het steeds aan de stok
Al bevond het officiële hoofdkantoor zich vanaf het begin in Londen, het was aanvankelijk niet de bedoeling dat een van beide partijen de overhand zou krijgen. Maar de strikte Brits-Nederlandse pariteit die in 1993 werd afgesproken was geen gelukkig lot beschoren. De Britten en de Nederlanders hadden het in de eerste jaren na de fusie constant met elkaar aan de stok.
‘Er was altijd gedoe over wie de mooiste producten had en wie er bovenop lag in het bedrijf’
Derk Haank, oud-bestuurder van Reed Elsevier
Derk Haank, zelf aan het begin van deze eeuw lid van het bestuur van Reed Elsevier, herinnert zich dat binnen het fusiebedrijf gekscherend werd gezegd dat de twee voorzitters elke dag thuiskwamen in de veronderstelling dat zij de ander hadden gekocht. 'Er was altijd gedoe over wie de mooiste producten had en wie er bovenop lag in het bedrijf.'
In 1997 deed het fusiebedrijf een poging opnieuw te fuseren, deze keer met die andere grote Nederlandse uitgever, Wolters Kluwer. Het ketste af op de ruilverhouding, die Wolters Kluwer geen recht vond doen aan zijn waarde. In de combinatie van de twee ondernemingen zouden de Nederlanders stevig de overhand hebben gekregen. De plannen voorzagen in een Nederlands hoofdkantoor en verandering van de naam in Elsevier.
Het mocht niet zo wezen. 'De fusie was overigens niet ingegeven door nationalistische motieven', zegt Haank. 'Het was puur zakelijk, gedreven door internationale ontwikkelingen in de uitgeefsector. Wolters Kluwer heeft het ook om financiële redenen afgewezen.'
Naar Londen en een gedaantewisseling
Na het afketsen van de fusie met Wolters Kluwer begon het proces waarbij het zwaartepunt van het bedrijf — eerst geleidelijk — verschoof naar Engeland en de VS. In 1999 werd oud-Unilever topman Morris Tabaksblat president-commissaris bij Reed Elsevier. Hij maakte een einde aan de Brits-Nederlandse twisten door de twee voorzitters Nigel Stapleton en Herman Bruggink te vervangen door één voorzitter, de Brit Crispin Davis. Ook de cfo, Mark Armour was een Brit.
Daarna ging het sneller. Het jaar erop werd het Nederlandse hoofdkantoor grotendeels ontmanteld. Een groep staffunctionarissen verhuisde naar Londen. De Nederlandse voorzitter van de ondernemingsraad beklaagde zich in het FD over het aantal Nederlanders in Londen. 'In het Engelse hoofdkantoor zitten zeggen en schrijven twee Nederlanders. Dat past niet bij een echte multinational. Wij zouden liever een meer multiculturele samenstelling zien.'
Onder Crispin Davis begon Reed Elsevier ook aan zijn grote gedaanteverwisseling van uitgever van printproducten naar softwarebedrijf. In 1993 waren Reed en Elsevier nog grote uitgevers van nieuwsmedia en boeken, waaronder Winnie the Pooh en Kuifje. Nu is Relx een leverancier van data en data-analysesystemen voor de wetenschap, de juridische en medische wereld en het bedrijfsleven. Vooral onder de opvolger van Davis, de Zweed Engstrom, is het hard gegaan. In zijn presentaties komt hij altijd met de slide waaruit blijkt dat print in 2000 nog 64% van de omzet uitmaakte, en tegenwoordig minder dan 10%.