Algemeen FD artikel.
Windmolens en vleermuizen
11:30
‘Wat is er?’ vraag ik, wetend dat er niet zo snel een antwoord zal komen. Hij kijkt me aan. Zijn wangen zijn rood en zijn pupillen lijken op twee onbewoonde eilanden. Hij haalt zijn schouders op en tegelijkertijd trekt zijn mond naar beneden.
‘Ik haat de windmolen!’
Hij pakt uit zijn kleine boekenkast een grote bak vol zand, waarin de papieren windmolentjes in verschillende kleuren met potloden als stam duizelig naar hem staan te staren. Vanuit zijn eilanden kijkt hij even naar mij en zucht.
Door zijn diepe zucht beginnen een paar windmolentjes te draaien. ‘Ik wil ze niet’, schreeuwt hij uit zijn kleine keel, trekt de bewegende windmolentjes uit de bak en gooit ze op de grond.
‘Hé, pas op voor je voeten en handen, hè. Er zitten spelden en potloden met scherpe puntjes in die windmolentjes.’
Hij trekt de rest van de windmolentjes uit de bak en begint het papier te verscheuren.
Ik zit op zijn bed, kijk hem aan en hoop dat hij rustig zal worden. Op de grond liggen stukken papier, zand, potloden en spelden en staan twee voetjes die vies zijn van het buitenspelen.
Hij slaat zijn armen om mijn middel en duwt zijn hoofd tegen mijn borsten. Ik voel dat zijn hoofd warm is.
Wanneer hij boos is of te veel gespeeld heeft wordt zijn hoofd warm.
Hij huilt. Ik voel zijn tranen door mijn blouse heen over mijn borsten en buik glijden. Mijn hart doet pijn, maar ik wil hem niet laten stoppen met huilen. Nu het kan mag hij van mij huilen. Om alles en zo lang als hij wil.
‘Waarom heb je niet tegen me gezegd dat de vleermuizen doodgaan van de windmolens?’ vraagt hij met een frons als een bliksem op zijn gezicht. Hij begint weer te huilen.
‘Als je volwassen wordt, is het niet genoeg meer om alleen maar te spelen, maar wil je ook iets bereiken’
Ik kijk naar de gebroken windmolens op de grond. ‘Wie zegt dat de vleermuizen doodgaan?’
‘Dat weet ik gewoon.’
‘Maar waardoor gaan ze dan dood?’
‘Doordat ze te klein en kwetsbaar zijn. Ze kunnen niet tegen die bewegende bladen. En ook niet tegen de drukgolf.’
Drukgolf. Wanneer heeft hij dat geleerd? ‘Maar je weet dat jouw windmolentjes van papier zijn gemaakt. Ze kunnen geen kwaad doen.’
‘Maar ik haat ze. Ik wil niet langer spelen met die domme molentjes. Nu ik weet dat de vleermuisjes doodgaan ga ik er niet mee spelen. Als niemand speelt met zijn molentje, gaan die vleermuisjes ook niet dood ... Of weten ze dat nog niet?’ vraagt hij onschuldig.
‘Dat weten ze wel’, antwoord ik.
‘Waarom blijven ze dat dan doen?’
‘Omdat ze iets volwassener zijn dan jij. Als je volwassen wordt, is het niet genoeg meer om alleen maar te spelen, maar wil je ook iets bereiken. Als ze moe worden van het spelen, gaan ze weer iets anders bedenken.’
‘Gaan ze dan niet meer met windmolentjes spelen?’ vraagt hij. ‘En wat als ze zo lang niet moe worden dat alle vleermuisjes al dood zijn?’
‘Soms zijn er wat grote kinderen tussen die het spel laten stoppen.’
Hij lacht voorzichtig.
‘Zullen we wat papier zoeken om vleermuisjes te maken?’
‘Ja’, gilt hij.