Haperende vraag
Bedrijven in de grondstoffensector hebben hier dankbaar gebruik van gemaakt. Temeer ook omdat QE en andere steunmaatregelen (denk aan extra investeringen in infrastructuur) van verschillende regeringen tot een sterkere vraag naar grondstoffen leidde.
De extra capaciteit die beetje bij beetje beschikbaar kwam, bleek op een gegeven moment groter dan de vraagtoename. Toen ook sommige steunmaatregelen vanuit de overheid en centrale banken werden gepauzeerd, begon de vraag naar grondstoffen nog verder te haperen.
Het feit dat de Fed zijn QE-programma pauzeerde en veelvuldig aangaf de rente te gaan verhogen, heeft er ook toe geleid dat de dollar enorm is aangesterkt. Dit is ongunstig voor veel grondstofbedrijven. Stel dat een koperbedrijf eerst een kostprijs had van 100 dollar en verkoop prijs van 200 dollar.
En dat door de aansterkende dollar de verkoopprijs met 20% gereduceerd moest worden (negatief), maar ook dat de kostprijs met 20% is afgenomen (denk aan bijvoorbeeld Chileense arbeiders die in dollar gerekend goedkoper worden), dan is de kostprijs nu 80 en de verkoopprijs 160.
Schulden in dollars
De winstmarge is nog steeds 100%, maar de absolute winst is van 100 naar 80 dollar gegaan. Op zich geen probleem als je met die winst boodschappen moet doen in Chili, immers, deze dollars hebben evenveel koopkracht als voorheen in dit voorbeeld.
Maar het verhaal verandert wanneer het bedrijf in kwestie schulden in dollars heeft uitstaan. Stel dat het bedrijf ieder jaar 80 dollar aan rente en aflossing kwijt was, dan had het in de beginsituatie nog 20 dollar over, waar in de nieuwe situatie niets overblijft.
Dit is een effect dat nu te zien is in de obligatiemarkt. Veel obligaties van bedrijven die actief zijn in de grondstoffensector zijn door het putje gegaan (obligatieprijs omlaag, dus impliciete rente omhoog; immers, de belegger wil meer vergoeding voor het verhoogde risico).
Bloed door de straten
Dit is geen probleem voor deze bedrijven, tot het moment dat zij moeten herfinancieren en/of financiering voor nieuwe investeringen moeten aantrekken. Dan krijgen zij te maken met hoge rentes. De faillissementen liggen nu links en rechts op de loer en zijn een staaf dynamiet onder de sector.
Uiteindelijk gaat dit goed zijn voor de sector, want zo wordt de overcapaciteit uit de markt gehaald, waardoor grondstofprijzen zich weer kunnen herstellen. Probleem is echter dat de grondstoffensector dit proces nog moet doorlopen. Tot die tijd kan alleen een enorme vraagtoename de sector helpen.
Met de problemen in China en andere opkomende markten en de sterke dollar, is het verwachten van een prijstoename zowat een utopie. Voor de meeste beleggers is het dus wachten totdat een shake-out heeft plaatsgevonden. Als het bloed door de straten vloeit, dan is het pas tijd om breed in deze sector te stappen.
Long en short grondstoffen
Echter, dit betekent niet dat voor de scherpe belegger er geen koopjes te vinden zijn. Zo is bij het ene bedrijf meer ellende ingeprijsd dan bij het andere. Ook zijn sommige verzwakte bedrijven overnameprooi geworden, waardoor er toch koerswinsten te behalen zijn.
En zelfs als zou elk bedrijf in de sector in prijs blijven dalen, zal dat niet in dezelfde mate gebeuren (nogmaals, hoeveel is ingeprijsd?). Hier kan een belegger handig op inspelen met een long (waar veel is ingeprijsd) en een short (waar minder ellende is ingeprijsd).
Mocht de aanname wat betreft de relatieve hoeveelheid ellende die is ingeprijsd kloppen, dan zal de long het beter moeten doen dan de short, ook al zouden beide beursfondsen dalen.
Stel dat bedrijf A meer ingeprijsd heeft dan aandeel van bedrijf B, dan wordt de positie long A en short B.
Drie maanden later blijkt de aanname te kloppen want bedrijf A is met 5% achteruitgegaan en bedrijf B met 10%.
Dit betekent dus een verlies op de long A-positie van 5%, maar een winst van 10% op short B-positie.
Netto dus 5% gewonnen, onafhankelijk van de richting van de sector!
Voor de slimme belegger zijn er dus altijd kansen.