Utrechtse Uithoflijn-kwestie leidt tot afboeking van € 4,8 miljoen
Accountancy, Nieuws
20 juli 2020 door Accountancy Vanmorgen
tram
Met de goedkeuring en publicatie van de jaarstukken over 2018 en 2019 voor de provincie Utrecht is ook een einde gekomen aan de langslepende kwestie van de ruim € 12 miljoen aan niet verantwoorde kosten voor de aanleg van de Uithoflijn. Accountant PwC heeft per saldo een afboeking van € 4,8 miljoen opgenomen in de jaarrekening 2018.
Over de meerwerkkosten voor de aanleg van de tramlijn is lange tijd gediscussieerd binnen Provinciale Staten. De vorige accountant EY heeft een uitgebreid onderzoek gedaan naar de betalingen aan bouwer BAM, waardoor jaarrekeningen vertraging opliepen. ‘In de bevindingen bij de jaarrekening 2017 is een bedrag van € 12,2 miljoen als onzekerheid opgenomen’, aldus PwC in het accountantsverslag. ‘Voor deze € 12,2 miljoen aan meerwerkafspraken over de aanleg Uithoflijn is eind 2017 onvoldoende geschikte controle-informatie verkregen om vast te stellen dat de prijs in de afgesloten overeenkomsten juist is in relatie tot de waarde van de prestatie die ervoor geleverd is.’
Aanleg van een trap
Die onzekerheden zijn geanalyseerd en daaruit blijkt dat het onder meer ging om de aanleg van een trap in het stationsgebied voor de gemeente Utrecht. Die trap kostte in totaal € 1,9 miljoen. ‘Deze trap was in 2017 geactiveerd, echter het eigendom van de trap ligt bij de gemeente Utrecht. Dit is in 2018 daarom als vordering op de gemeente gepresenteerd. De onzekerheid voor provincie Utrecht is hiermee verlaagd.’ Verder zijn de ontvangen bijdragen van derden voor de Uithoflijn van het Rijk, in totaal € 3,5 miljoen, in 2018 in mindering gebracht op de gedane investeringen. Hiervan is een deel toegerekend aan de geactiveerde investeringen waarover in 2017 onzekerheid bestond. ‘Daarnaast is een deel van de onzekerheden toe te rekenen aan gemeente Utrecht, aangezien zij in het gezamenlijke project ook een belangrijke financiële bijdrage hebben gedaan (€ 1,9 mln).
Geheel afgeboekt
Per saldo is daarmee de onzekerheid over de kosten teruggebracht tot € 4,8 miljoen. ‘De komende jaren (gehele afschrijvingstermijn) zou onzekerheid blijven bestaan over de onderliggende prestatielevering en daarmee ook over de mate waarin deze kosten geactiveerd kunnen worden. Het college heeft besloten deze kosten in 2018 geheel af te boeken en ten laste van de reserve voor de Uithoflijn te brengen. Aangezien deze lasten in 2018 nog eenmalig zijn verantwoord in het resultaat, hebben wij dit voor 2018 nog als onzekerheid aangemerkt in de controle en meegewogen in ons oordeel. Voor de jaarrekening 2019 (en verder) bestaat geen onzekerheid meer.’
Fraudevermoedens
Het vermoeden bestaat dat er bij het Uithoflijn-project sprake was van belangenverstrengeling bij de betrokken projectdirecteur. Fraude is niet uit te sluiten, concludeerde EY. Daarop gaat PwC niet in, maar de accountant meldt wel: ‘Wij hebben werkzaamheden uitgevoerd om vast te kunnen stellen dat de bevindingen zijn afgedekt door de maatregelen van de provincie of dat deze bevindingen niet op andere wijze binnen de provincie naar voren zijn gekomen.’ Die werkzaamheden bestaan uit onder meer het bespreken van een frauderesponseplan, het beoordelen van de bevoegdheden van het provinciaal management in 2018 en 2019 en het inzicht krijgen in nevenfuncties van directieleden gekoppeld aan mogelijke subsidieontvangers of crediteuren van de provincie.
De voormalige manager bedrijfsvoering die de kwestie had aangezwengeld, heeft volgens het AD een vergoeding gekregen van de provincie.