De gehate spaartaks drijft ouderen tot waanzin. ‘Ik was zó boos’
Henk van Remmen is tegen het heffen van belasting op zijn spaargeld.Beeld Ton Toemen
Al jaren lopen Kamerleden, fiscalisten én ouderen ertegen te hoop: de belastingheffing op spaargeld. Aankomende week buigt de Eerste Kamer zich er nog eens over.
Dirk Waterval7 december 2020, 11:46
“Alles verandert”, zegt de 91-jarige Henk van Remmen over zijn ouder-worden, “behalve mijn verstand.” Dat blijkt wel als de Eindhovenaar vol vuur praat over de omstreden spaartaks, die de Eerste Kamer deze week gaat behandelen als onderdeel van het Belastingplan 2021. Laatst las hij in de krant dat er ook volgend jaar weer belasting komt op inkomsten uit spaargeld. Terwijl iedereen weet dat daar door de huidige, niet-bestaande spaarrentes helemaal geen inkomsten uit te halen zijn.
“Ik was zó boos. ‘We gaan kijken of we er wat aan kunnen doen’, zegt het kabinet steeds. Nou, ze gaan niets doen, dat gaat gewoon weer een la in.” Van Remmen verwoordt het sentiment van veel ouderen die ooit besloten om hun oude dag vooral door te komen met spaargeld, en minder op basis van een aanvullend pensioen dat ze hebben opgebouwd als werknemer. Nu voelen ze zich beroofd door de overheid.
Dat komt door de ‘vermogensrendementsheffing’, zoals de spaartaks officieel heet, die met de kaasschaaf over hun spaarpot gaat. “Die boosheid is helemaal terecht”, zegt Edwin Heithuis, hoogleraar fiscale economie aan de Universiteit van Amsterdam en verbonden aan adviesbureau BDO. De heffing is volgens hem al jaren een probleem. “En niemand doet er iets aan.”
Aannames
De schoen knelt volgens de critici vooral in de aannames die de Belastingdienst doet. De belangrijkste daarvan is dat iedereen met spaargeld daar ook een deel van belegt, met bijbehorende hogere rendementen. “In werkelijkheid doet natuurlijk niet iedereen dat”, zegt Heithuis. Maar die aanname betekent wél dat spaarders straks 0,6 procent belasting betalen over al hun spaargeld boven de 50.000 euro.
Heithuis: “Laten we daar een rekenvoorbeeld van maken. Stel, je krijgt van je bank 0,1 procent spaarrente. Dat is tegenwoordig nog heel veel, maar stel. Als kleine spaarder betaal je over je vermogen, zoals gezegd, 0,6 procent belasting, omdat de overheid ervan uitgaat dat je dat ook nog voor een derde belegt. Nou, dan slinkt je vermogen dus zes keer zo hard aan belasting als dat het stijgt door rente-inkomsten.”
Van Remmen kan kort zijn over het deel van zijn vermogen dat hij belegt: “Helemaal niets, nooit gedaan ook”. Hij en zijn vrouw hebben het op dit moment overigens nog wel goed, willen ze benadrukken. Het gaat Henk vooral om andere ouderen. Zij die het vooral met een kleine AOW moeten doen en nu hun spaargeld naar de fiscus zien gaan – ‘terwijl ze daar vroeger ook al loonbelasting over hebben betaald’.
Zijn 83-jarige vrouw Gera maakt zich wel een beetje zorgen over hoe het later verder moet. “Henks pensioen valt weg als hij overlijdt”, verklaart ze. Hij heeft dat sinds 1957 in België opgebouwd, waar hij veertig jaar als accountant werkte. En in dat land kan de uitkering van een van de echtgenoten in sommige gevallen komen te vervallen bij overlijden, zo ook die van Henk. “Dan moet ik voor een belangrijk deel verder leven van het spaargeld dat we hebben verkregen door ons vorige huis te verkopen”, zegt Gera.
Twee onderzoeken
Tweede Kamerleden krijgen al heel lang klachten over de als oneerlijk ervaren heffing, en leggen die klachten ook al heel lang voor aan de staatssecretaris van dienst. Voormalig bewindsman Menno Snel kwam voor zijn aftreden met een plan om de rendementen op beleggingen en die op sparen uit elkaar te trekken, zodat de fiscus de één hoger kan gaan belasten dan de ander. Maar dat plan heeft zijn opvolger, de huidige staatssecretaris Hans Vijlbrief, van tafel geveegd omdat het ‘juridisch heel snel kapotgeschoten’ zou zijn.
Nu heeft Vijlbrief twee onderzoeken uitstaan, die aankomend voorjaar klaar zijn. Een ervan moet uitwijzen of er een tegenbewijsregeling kan komen: mensen van wie het vermogen in box 3 vooral uit spaargeld bestaat, en niet zozeer uit beleggingen, zouden dat dan zelf kunnen melden bij de fiscus, waarop die dan een lager tarief aanslaat. Uit het tweede onderzoek moet blijken of de belastingdienst kan werken met daadwerkelijk behaalde rendementen op sparen en beleggen.
Van minuut tot minuut
Heithuis ziet in het instellen van die onderzoeken vooral een manier om een beslissing hierover weer uit te stellen, zodat een volgend kabinet erover moet oordelen. “Want we weten al sinds onderzoeken uit 2017 dat de fiscus prima kan nagaan hoeveel rendement particulieren behalen op beleggingen. Banken en andere financiële instellingen kunnen die gegevens namelijk met gemak aanleveren, als de Belastingdienst daarom vraagt. Van minuut tot minuut, als het moet.”
De hoogleraar begrijpt niet waarom het kabinet zo talmt. Veel andere fiscalisten overigens ook niet, zo blijkt uit de vele opiniestukken en blogs die zij hierover publiceren in zakenkranten en op vaksites. “Ondernemers belasten we al jaren naar hun werkelijke rendement. Waarom dat dan niet kan voor particuliere beleggers blijft een raadsel.” Als Heithuis toch iets moet bedenken? “Het lijkt of de overheid de particuliere burger niet genoeg vertrouwt in het opgeven van de rendementen die hij behaalt op zijn vermogen. Dat de fiscus daar dan steeds achteraan zou moeten gaan, gegevens moet opvragen bij banken en zo.”