november 2006
Regeneratieve geneeskunde gaat in Nederland een mooie toekomst tegemoet, als het aan UT-prof biocompatibiliteit Clemens van Blitterswijk ligt. Deze tak van geneeskunde, die uitgaat van lichaamseigen herstelmogelijkheden in plaats van rigoureuze kunstmatige oplossingen, zou de geneeskunde wel eens ingrijpend kunnen veranderen. Sterker nog, dat gebeurt nu al. Van Blitterswijk is voorzitter van het nieuwe Dutch Forum on Regenerative Medicine, DutchFoRM, vorige week woensdag gelanceerd op de UT met enkele pittige debatten.
Tissue engineering, tissue repair, tissue regeneration of het Nederlandse `weefselhersteltechnologie': het is de kern van zogenaamde regeneratieve geneeskunde. Gebruik lichaamseigen cellen, kweek ze op in een bioreactor en maak er vervangend weefsel van. Het kan al met huid, het kan al met kraakbeen. Maar de patiënt die heeft gelezen over de mogelijkheden, wil méér: waarom kunnen we niet een nier maken, of een nieuwe hartspier? `Weg met de dialyse', zoals Paul Beerkens, directeur van de Nierstichting het afgelopen woensdag op de UT verwoordde. Zo'n vaart loopt het weliswaar nog niet, maar de eerste resultaten met dikker en doorbloed weefsel, dat veel moeilijker kunstmatig groeit, zijn er al. Een mooi moment om de krachten in Nederland te bundelen. `We horen tot de top vijf in de wetenschap op dit gebied', stelt Van Blitterswijk. `We zouden die positie ook moeten nastreven als het gaat om business en economische impact. Vandaar DutchFoRM.' In het nieuwe platform zijn bedrijven, kennisinstellingen en patiëntenorganisaties vertegenwoordigd.
Groeimarkt
De Universiteit Twente heeft een sterke groep op dit gebied, zeker nu de voormalige R&D-afdeling van IsoTis haar intrek heeft genomen in de nieuwe Zuidhorst. Dit bedrijf, ooit opgericht door Van Blitterswijk en Leidse collega's, groeide snel uit tot een beursgenoteerde onderneming met 150 man personeel. Het is de oceaan overgestoken en wil nu verder groeien in de VS. Volgens CEO Pieter Wolters, aanwezig bij de kick-off van DutchFoRM, liggen daar nu eenmaal de grote kansen: `Wij zijn goed in botgroeifactoren en botvullers. Amerika is voor ons een enorme markt, tweederde van de wereldmarkt. Daar willen we bij zijn.' Dat brengt de discussie, onder leiding van `geleerd dagvoorzitter' Victor Deconinck al gauw op de vraag `wat doen ze in Amerika beter?' Aart Brouwer, president van de uiterst succesvolle biofarmaceut Celgene, weet het wel. `Kijk, als ik hier hoor zeggen dat ze tot de top vijf behoren, dan geloof ik dat meteen. Nederlanders worden overal ter wereld gevraagd als adviseurs, met de science zit het wel goed. Maar kansen vroeg herkennen en daar dan ook echt helemaal voor gaan om er business van te maken, dat is iets anders. Anders dan ik in Nederland vaak zie, schrijven wij in Amerika geen dikke rapporten. Ik heb wekelijks een conference call met collega's, om vijf nieuwe ideeën door te nemen. Binnen een paar minuten valt de beslissing. Dat is wel een opportunity en dat niet. Dat mag best een keer fout gaan, maar het gaat ook vaak goed.' De financier van veel toegepast technisch-wetenschappelijk onderzoek in Nederland, Technologiestichting STW, ziet het bij monde van haar directeur Anton Franken, allemaal wat rooskleuriger in: volgens hem is de cultuuromslag in volle gang en wordt het meer `bon ton' voor wetenschappers om zich ondernemend op te stellen.
Klinische trials
In het tweede debat, over de medische kansen die de nieuwe technologie biedt, is het gedaan met het gesomber. Orthopedisch chirurg Daniël Saris uit Utrecht praat niet over termijnen van tien of twintig jaar: `We doen het nu al, in de kliniek. Celtherapie passen we al toe in knieën. We deden vijftig jaar amputaties, vijftig jaar prothesen, de volgende vijftig jaar zijn echt voor de regeneratieve geneeskunde.' De vertegenwoordiger van het Ministerie van VWS heeft niet de gemakkelijkste positie in het hele debat. Hij ziet het meest in de kostenbesparingen die de nieuwe geneeskunde met zich mee gaat brengen: èn betere zorg èn minder kosten, dat is zijn toch wat Zeeuws aandoende ideaalbeeld. De medici aan tafel zouden vanuit de overheid juist het liefst een ruimhartiger financiering van de eerste klinische trials zien. `Daar scoor je niet mee, het is peperduur, maar wel broodnodig.' Ook de directeuren van de Nier- en Hartstichting voelen de druk van hun achterban: doe het sneller! Collegevoorzitter Anne Flierman heeft nog een boodschap voor VWS: `We moeten ervoor waken dat onderzoek in Nederland te veel in Den Haag wordt geprogrammeerd. Als overheid, maar ook als universiteitsbestuur, kunnen we excellent onderzoek faciliteren. Veel meer dan dat is ook niet nodig: de onderzoekers hebben zelf wel de innerlijke drive om die excellentie te bereiken. Dat zien we op een bijeenkomst als die van vandaag.'