De lama als medicijn
Door stom toeval ontdekten Belgische wetenschappers 25 jaar geleden dat lama's over bijzondere antilichamen beschikken. Na investeringen van honderden miljoenen euro's aan onderzoek leveren die eiwitten binnenkort nieuwe geneesmiddelen op voor diverse ziektes, van luchtweginfecties tot bloedkanker.
Het klinkt natuurlijk als een vreemd verhaal: de lama als medicijn. En het is ook een vreemd verhaal. Maar het is wel echt waar: de lama staat aan de basis van een hele nieuwe generatie medicijnen. De eerste van die geneesmiddelen komt waarschijnlijk volgend jaar op de markt.
Het bereiken van die mijlpaal heeft wel veel geduld en geld gekost. In 25 jaar tijd zijn honderden miljoenen euro’s geïnvesteerd in de ontwikkeling van nieuwe medicijnen op basis van antilichamen van ‘kameelachtigen’: in de praktijk komen die vooral van de lama.
‘Het verhaal is erg geschikt voor feestjes’, zegt Edwin Moses. ‘Maar het heeft tijd gekost om investeerders en beleggers te overtuigen.’ Moses is ceo van Ablynx, het Belgische biotechbedrijf dat aan de basis staat van de nieuwe technologie.
Ablynx houdt kantoor op een bedrijventerrein even buiten Gent, waar lama’s in geen velden of wegen zijn te bekennen. Alleen een plaatje van het dier in de ontvangsthal verwijst naar de bijzondere oorsprong van de Ablynx-technologie.
Moses is ook een beetje beducht om te veel nadruk te leggen op de lama’s, alsof hij bang is om dierenliefhebbers voor het hoofd te stoten. Veel reden voor die angst is er niet. De lama’s worden niet zozeer gebruikt als proefdier of productiedier, maar als inspiratiebron. Om de zoveel maanden wordt een paar deciliter van hun bloed afgetapt om op zoek te gaan naar de bijzondere antilichamen waarmee deze dieren uit de Andes zich tegen ziektes verweren.
Want de crux, zo vertelt Moses, zit hem in die antilichamen. ‘Die zijn uniek’, zegt Moses. Het Zuid-Amerikaanse hoefdier beschikt over veel kleinere antilichamen dan gebruikelijk. Daardoor zijn de antilichamen van deze kameelachtigen gemakkelijker toe te dienen bij mensen, en zijn ze ook makkelijker in grote aantallen te produceren.
Nog een voordeel: kameelachtigen maken zeer veel verschillende antilichamen aan zodra zich een nieuwe ziektekiem aandient. Dat betekent dat biotechbedrijven veel te kiezen hebben, en dat is belangrijk omdat lang niet ieder antilichaam geschikt blijkt als basis voor een nieuw medicijn. De antilichamen die wel geschikt zijn, worden vervolgens in het lab nagemaakt en gehumaniseerd. Daarna volgt een lang traject van testen in labs en klinieken.
Het aantrekken van investeerders en beleggers in lama-antilichamen is in de loop der jaren aardig gelukt. Zij staken samen met grote bekende farmabedrijven al meer dan €750 mln in Ablynx. Het kapitaal is door het biotechbedrijf gebruikt om zo’n vijftig nieuwe kandidaatsmedicijnen tegen onder meer kanker te ontwikkelen. Acht daarvan zijn in zo’n vergevorderd stadium dat ze al op mensen worden getest.
Dat brede palet aan geneesmiddelen-in-ontwikkeling is een bewuste strategie van Moses. ‘We zijn in 2007 naar de beurs gegaan om veel geld op te kunnen halen. Ons ambitieniveau moest omhoog. We wilden ons niet beperken tot een paar ziektes, omdat de kans op mislukking altijd groot is. Door het net breed uit te gooien, spreidden we het risico.’
De beloning voor al die inspanningen lijkt nabij. Ablynx hoopt begin volgend jaar in Europa toestemming te krijgen voor verkoop van zijn eerste medicijn, een middel tegen de zeldzame bloedziekte TTP. De volgende stap is waarschijnlijk groter, namelijk goedkeuring van een medicijn tegen het RS-virus, een luchtweginfectie die jaarlijks tot meer dan 3 miljoen ziekenhuisopnames leidt en vooral voor heel jonge kinderen gevaarlijk kan zijn.
Dromedarissenbloed uit Mali
Zoals zo vaak bij wetenschappelijke doorbraken speelde het toeval een grote rol bij de ontdekking van de bijzondere antilichamen van kameelachtigen. Hierbij voert het verhaal naar Hoeilaart, even onder Brussel, waar professor Serge Muyldermans woont. De hoogleraar gaat gekleed in een geel T-shirt van Eendracht Racing Hoeilaart, de plaatselijke voetbalclub waarvan hij jarenlang voorzitter was.
Het was eind jaren tachtig, tijdens het jaarlijkse practicum, zo vertelt Muyldermans, dat de eerstejaarsstudenten biologie plotseling weigerden om nog langer hun proeven te doen met muizenbloed. ‘Die studenten zeiden: ‘We gaan toch geen muis doden voor zo’n stom practicum.’
Gelukkig wisten de docenten raad. Doordat het biologie-onderzoek onder leiding van de legendarische hoogleraar Raymond Hamers al jaren alle kanten opschoot, lagen er op de Vrije Universiteit van Brussel nog wat zakken met dromedarissenbloed, afkomstig uit Mali. En dus gingen de studenten hun practicum doen met dromedarissenbloed.
‘In dat practicum bleek dat het moleculair gewicht van de antistoffen lager was dan we hadden verwacht’, zegt Muyldermans. ‘Dat was een grote verrassing. Hadden we die ontdekking vijf jaar eerder gedaan, dan was die in de prullenbak beland. Maar nu zagen we het belang meteen in. Omdat we ook bezig waren met het bewerken van gewone antilichamen, wat niet erg lukte. Met die kleinere antilichamen was alles opeens veel eenvoudiger.’
Voor het vervolgonderzoek besloten Muyldermans en Hamers een kameel te immuniseren, een proces waarbij minieme hoeveelheden ziektekiemen worden geïnjecteerd om een auto-immuunreactie op te wekken. Een geschikte kameel vonden ze in Marokko, bij de oom van een van hun technici. De antilichamen die de immunisatie opleverden, deden de wetenschappers steeds opnieuw versteld staan. Hamers vroeg en kreeg in 1992 een patent op zijn vinding.
Toch toonden farmabedrijven aanvankelijk weinig belangstelling voor de ontdekking. De producenten van medicijnen hadden in de jaren negentig hun handen vol aan de ontwikkelingen rond conventionele antilichamen, die een hele reeks aan succesvolle geneesmiddelen opleverden. ‘Het ongeloof was groot’, vertelt Muyldermans. ‘Als ik een voordracht kwam geven, lag de hele zaal plat. Welke onnozelaar gaat nu antilichamen van een kameel gebruiken?’
Wel geïnteresseerd was Unilever. Het Britse-Nederlandse concern dacht de antilichamen – die immers relatief goedkoop zijn - te kunnen gebruiken in bijvoorbeeld tandpasta tegen cariës, of in anti-roosshampoo. Unilever had zelfs een tijdlang een eigen boerderij met lama’s, nadat bleek dat de dieren makkelijker waren te immuniseren dan de veel grotere kamelen. Uiteindelijk liepen de inspanningen op niets uit.