Uit de NRC:
Analyse
Twee liberale winnaars, maar welk liberalisme?
Nederland na de verkiezingen De VVD is de grootste, D66 is onmisbaar. Maar Rutte en Kaag verschillen – en kunnen straks niet om de niet-winnaars heen.
Rik Rutten
20 maart 2021
Leestijd 3 minuten
Nederland is geen politiek driestromenland meer – maar wat is het wel?
Het liberalisme stroomt bruisend door: twee liberale partijen komen afgetekend als grootste uit de verkiezingen en zijn onvermijdelijk in elke coalitie. De christendemocratie en de sociaaldemocratie zijn daarentegen verschrompeld. CDA en de PvdA komen samen tot 24 zetels.
De toekomst van beide oer-partijen is ongewis. Na eerdere nederlagen kon de kop worden opgericht: erger kon niet. Nu lijken de drama’s van 2012 voor het CDA (13 zetels) en 2017 voor de PvdA (9 zetels) slechts de aankondiging te zijn geweest van een trend. Geen dipje, maar het nieuwe normaal.
Het liberalisme zegeviert wel. Alleen: welk liberalisme precies? Was dit een overwinning van de anywheres ten koste van de somewheres, zoals de Britse journalist David Goodhart het onderscheid tussen kosmopolitische elite en grondgebonden burger verwoordde?
Het leek er soms op: VVD en D66 bevochten elkaar amper. De VVD bouwde haar campagne volledig op rond Mark Rutte en zijn (nu demissionaire) premierschap in de coronacrisis. D66 zette met Sigrid Kaag in op nieuw „moreel leiderschap”, zonder Rutte te noemen.
Maar (onderlinge) verschillen waren er wél, al stonden Rutte en Kaag nooit tegenover elkaar om ze in te wrijven. Veelzeggend is het dat beide lijsttrekkers hun voornaamste debatmoment in de campagne beleefden tegenover Geert Wilders – met totaal andere uikomst.
Kaag verdedigde in het slotdebat haar keuze om met een hoofddoek op naar Iran af te reizen voor een werkbezoek. Dat Wilders haar ondertussen ‘verrader’ toefluisterde, versterkte Kaags claim op „moreel leiderschap” alleen maar. Rutte gooide het over een andere boeg.
Hij had de verantwoordelijkheid genomen waarvoor Wilders was weggelopen, herhaalde hij in debat na debat. Ú slaat stoere taal uit over het tegenhouden van Syrische vluchtelingen aan de Europese grens. Ík heb het geregeld.
Dus: hoezo zuivere zege van het kosmopolitisme? De VVD-kiezer is cultureel beduidend rechtser dan de D66-kiezer.
En als partij, laat onderzoek van politicoloog Matthijs Rooduijn van de Universiteit van Amsterdam zien, doet de VVD nog een stapje verder naar rechts dan haar kiezers. D66 wil méér vluchtelingen opnemen, de VVD wil desnoods de grenzen sluiten.
Dezelfde liberale scheidslijn komt bovendrijven in discussies over Europese samenwerking, een thema dat in de naweeën van de coronacrisis zal oplaaien. D66 wil méér samenwerken, ook als het bijvoorbeeld gaat om het aangaan van gemeenschappelijke schulden. De VVD wil niet minder Europa, maar zeker niet meer.
Geloof in zelfredzaamheid
De gemene liberale deler zit niet zozeer in een gedeeld programma, maar in een levenshouding. Het is een houding van optimisme, van individuele vrijheden en meritocratie. Daarbij past niet alleen een geloof in de kracht van het kapitalisme, maar sinds de herbezinning op het liberalisme bij de VVD van de laatste jaren ook vertrouwen in de overheid. De staat en de markt zijn er niet om je kapot te maken: ze zijn er om het leven leuker, mooier en vrijer te maken.
Het is een verhaal dat het goed doet op plekken waar het goed gaat. Succes segregeert: planbureaus zien een groeiende kloof, sociale mobiliteit stagneert, opleidingsniveau en inkomen zijn steeds bepalender. Dat concentreert zich in de steden: wie er woont, heeft meer kans op succes.
En waar scoren de liberalen? Juist. Zowel de VVD als D66 deed het bij uitstek goed in de grote en middelgrote steden, vaak als nummers één en twee. Ook in Amsterdam en Nijmegen, waar vier jaar geleden GroenLinks de grootste was. Ook in Maastricht, waar vier jaar geleden de PVV de meeste stemmen haalde.
Daarmee staat het liberale motorblok voor een uitdaging, welke coalitie zich ook zal vormen. Want juist de komende kabinetsperiode staat veel op het spel voor die ándere groep: burgers voor wie de markt en de staat ook een schrikbeeld kunnen zijn.
De arbeidsmarkt is onzeker: wat te doen aan de wildgroei van tijdelijke contracten en flexbanen? Het vertrouwen in de overheid kreeg een knauw: hoe maken we van de Belastingtelefoon en het toeslagenstelsel weer instanties die burgers rust geven in plaats van rillingen? En wie gaan de energietransitie betalen, en wie mag meepraten over de bouw van windmolens en zonneakkers?
De nieuwe strategische stem
Voor kiezers die dit alles afwijzen, zijn er opties. Forum voor Democratie boekte de grootste zetelwinst, terwijl de PVV slechts licht verloor.
Daarbovenop kon ook JA21 met drie zetels de Kamer binnenkomen. Die partij presenteerde zich juist als salonfähig alternatief, om een Rutte-regering naar rechts te sturen. Dat werkte: volgens Ipsos trok JA21 meer stemmen weg bij de VVD dan bij FVD.
Strategisch stemmen in 2012: stemmen op Samsom om Rutte uit het Torentje te houden – of vice versa. Strategisch stemmen anno 2021: stemmen op D66 of JA21 zodat Kaag of Eerdmans bij Rutte in het Torentje mag aanschuiven.
De verliezers van de verkiezingen boden vlees noch vis. CDA, SP en GroenLinks gaven tegengas, maar nooit te hard. Ze lonkten naar regeringsdeelname, maar leken nooit onpasseerbaar voor Rutte.
Uitkomst: ze verloren de strijd om de strategische stem van de twee liberale winnaars én ze zagen een ander deel van hun achterban weglopen naar ideële nieuwkomers. Dubbel verlies.
Nu profiteerden VVD en D66 ervan. Maar hoe toekomstbestendig is dit liberale tij? Kort voor de coronacrisis stond de VVD in de peilingen op fors verlies. Voor D66 gold dat begin dit jaar nog.
Wat er na Kaag en Rutte overblijft, weet niemand. Wie uitzoomt, ziet: Nederland is geen driestromenland. Het is een zompige delta, breed uitwaaierend.