Wat historie en achtergrond...
Inleiding
Wat 5 maanden geleden begon met de mededeling van de Griekse overheid dat er met begrotingscijfers was gesjoemeld, is inmiddels uitgegroeid tot een crisis van formaat. Strikt genomen is het Griekse probleem te klein om tot zoveel ophef te leiden, maar door de weifelende houding van de EU politici, het structurele karakter van de problemen en doordat het conflict zich maanden heeft voortgesleept, is het gekomen tot waar we nu zijn. Dit lijkt een goed moment stil te staan bij wat er gebeurd is, wat de mogelijke vervolgstappen zijn en wat de consequenties voor financiële markten zijn.
Griekenland: relatief klein probleem
Als we naar de omvang van Griekenland kijken, is het eigenlijk opmerkelijk dat zo’n kleinland tot zoveel onrust kan leiden. De Griekse economie bedraagt volgens Eurostat een kleine 2,6% van de omvang van het BBP van de eurozone, waarmee het belang in de wereldeconomie waarschijnlijk tot een afrondingsfoutje kan worden teruggevoerd. Dat het land een relatief hoge schuld heeft (113% van het BBP eind 2009) helpt weliswaar niet, maar is op zich niet voldoende reden om de huidige crisis te verklaren: België en Italië hadden in de jaren 90 zelfs hogere staatsschulden en zijn ondanks dat toch succesvol toegelaten tot de eurozone. Ook het tekort van de Griekse overheid (na lang puzzelen is men op 13.6% uitgekomen) is hoog, maar tegelijkertijd zien we dat Ierland (met een tekort van 14.3%) momenteel niet onder druk staat. Er zijn eigenlijk 3 redenen waarom het Griekse probleem toch tot de huidige crisis is uitgegroeid:
1) De Griekse houding.
Griekenland is niet in de problemen gekomen doordat ze haar tekort niet goed in de hand heeft weten te houden, maar doordat er gesjoemeld is met de cijfers. Het mag duidelijk zijn dat dat op weinig sympathie mag rekenen van de andere EU lidstaten, of beleggers. Daarnaast heeft Griekenland –toen het sjoemelen eenmaal bekend was- nog relatief lang gewacht met het afkondigen van harde maatregelen. Hier valt het verschil op met Ierland, waar men vrij snel harde en onpopulaire maatregelen heeft genomen om de crisis onder controle te krijgen.
2) De houding van de EU.
Door de oorzaak van de tekorten en de afwachtende houding van de Grieken, was ook de bereidheid van de EU lidstaten om Griekenland te helpen beperkt. Eigenlijk bleek men pas bereid om tot actie over te gaan toen de financiële markten al duidelijk onder druk stonden, maar zelfs toen bleek het ‘reddingsplan’ weinig elementen van redding in zich te herbergen. De Grieken mochten aankloppen voor steun, maar die steun zou vervolgens pas verstrekt worden als de EU lidstaten unaniem goedkeuring zouden geven. In dat geval kon Griekenland geld lenen tegen relatief ongunstige rentetarieven, waarmee de financiële problemen van Griekenland eigenlijk alleen maar zouden verergeren. In plaats van rust, gaf dit slechts nieuwe ammunitie voor de financiële markten, waarmee de kapitaalmarkt op een goed moment op slot ging voor Griekenland.
Een belangrijk punt hierbij is dat de Europese politici het moeilijk aan hun kiezers konden verkopen dat een land dat had lopen sjoemelen met de cijfers gered moest worden door lidstaten die zich wel aan de regels hielden. Hoewel dit op zich een correcte houding was (waarom Ierland niet helpen, en Griekenland wel?), onderschatte de politiek de kracht en snelheid van de financiële markten.
3) Structurele problemen.
Nogmaals, als het alleen om Griekenland zou zijn gegaan, was er waarschijnlijk nooit sprake geweest van een dergelijke crisis. Het probleem is dat de financiële markten het Griekse probleem al snel als een euro probleem gingen zien. Als Griekenland de drachme nog had gehad, dan had deze crisis tot een sterke daling van de munt geleid, wat de concurrentiepositie van Griekenland ten goede zou zijn gekomen. De bijbehorende hogere groei (en inflatie) had het hele schuldprobleem een heel stuk makkelijker betaalbaar gemaakt, waarmee de crisis eigenlijk al weer zou zijn opgelost. Doordat Griekenland in de euro zit, kan een dergelijke snelle aanpassing niet plaatsvinden, waardoor de aanpassing van pijnlijke ombuigingen en loonmatiging moet komen.
De Griekse problemen (tekort, schuld, sjoemelen) zijn weliswaar uniek binnen de EU, maar het structurele probleem van een te zwakke concurrentiepositie is dat niet. Ook Portugal en Spanje hebben te maken met een groot structureel handelstekort, wat aangeeft dat ook hier harde maatregelen nodig zijn om tot een evenwicht te komen. Hoewel beide landen adequater reageerden op de huidige crisis kon niet voorkomen worden dat de financiële markten ook voor Portugal en Spanje een risicopremie begonnen in te prijzen. Hoewel Portugal (1.8% euro GDP) eveneens klein is, is Spanje (11.6%) dat uiteraard niet.
Doordat het zolang heeft geduurd dat er een geloofwaardige oplossing is gepresenteerd voor het probleem, is het probleem eigenlijk alleen maar groter geworden. Had men in januari een reddingspakket van EUR 45 miljard gepresenteerd, dan hadden we nu waarschijnlijk geen problemen gehad.
--------
De malaise waarin de Griekse economie zich bevindt begint onhoudbare trekken te vertonen, zo waarschuwen veel economen. Een simpel rekensommetje volstaat volgens hen om aan te tonen dat de Griekse schulden nooit volledig terugbetaald kunnen worden. Momenteel bedraagt de Griekse staatsschuld ongeveer 327 miljard euro, ofwel 160 procent van het jaarlijkse bruto binnenlands product. Bijna 6 procent van het jaarlijkse bbp wordt nu uitgegeven aan rentebetalingen op de schuld: meer dan 15 procent van wat de overheid jaarlijks binnenkrijgt aan belastingen. Slechts bij een rente van 6 procent op staatsleningen én een economische groei van 4 procent per jaar zal de schuld ten opzichte van de economie stabiel blijven. Maar de Griekse rente bedraagt 16 procent, en de economie krimpt met 3,5 procent op jaarbasis. De schuldberg zal dus alleen maar blijven groeien, evenals de rentebetalingen die daaraan gekoppeld zitten. 85 procent van recent ondervraagde internationale beleggers gaat er daarom vanuit dat Griekenland zijn schuld niet (volledig) terug zal betalen.