Uit Financieel Dagblad;
Juristen geven niet-bezwaarmakers weinig kans op teruggave vermogenstaks
Laurens Berentsen
'De kans dat niet-bezwaarmakers alsnog compensatie krijgen voor te veel betaalde belasting grenst aan nihil', zegt hoogleraar belastingrecht Philippe Albert.
In het kort
De Hoge Raad oordeelde vorig jaar dat de belasting in box 3 sinds 2017 onrechtmatig was.
Kabinet biedt belastingbetalers die geen bewaar maakten tegen de heffing geen compensatie.
Juristen achten de kans klein dat zij alsnog geld terugkrijgen door naar de rechter te stappen.
Wie in de voorbije jaren geen bezwaar heeft gemaakt tegen de vermogensrendementsheffing, krijgt sinds vrijdag een herkansing voor teruggave van de heffing, die volgens de Hoge Raad sinds 2017 onrechtmatig was. Maar juristen achten de kans klein dat dit werkelijk iets zal opleveren.
'De kans dat niet-bezwaarmakers alsnog compensatie krijgen voor te veel betaalde belasting grenst aan nihil', zegt hoogleraar belastingrecht Philippe Albert. Oud-raadsheer van de Hoge Raad Bernard Bavinck denkt er net zo over: 'Voor niet-juristen is het onbevredigend dat niet-bezwaarmakers geen rechtsherstel krijgen, maar voor juristen is dat logisch. Zo staat het nu eenmaal in de wet.'
In goede banen
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst Marnix van Rij (CDA) heeft afspraken gemaakt met de Bond voor Belastingbetalers (BvB), de Consumentenbond en de koepelorganisaties van belastingadviseurs hoe de stroom verzoeken in goede banen kan worden geleid van belastingbetalers die eerder geen bezwaar maakten tegen de vermogenstaks, maar nu alsnog geld willen terugzien. Dat heeft Van Rij vrijdag bekendgemaakt (zie inzet).
De mogelijkheid van belastingteruggave ontstond met de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december vorig jaar. De Raad oordeelde toen dat de heffing in box 3 van de inkomstenbelasting sinds 2017 onrechtmatig is geweest en dat de overheid rechtsherstel moet bieden aan gedupeerde belastingplichtigen. Het kabinet besloot deze zomer die compensatie te beperken tot degenen die bijtijds bezwaar hadden gemaakt tegen de aanslag in box 3.
Risico van aansprakelijkheid
Het Register Belastingadviseurs, de beroepsorganisatie van adviseurs die veel werken voor het midden- en kleinbedrijf, is blij met de vereenvoudigde aanpak die uit de bus is gerold voor de niet-bezwaarmakers. Voor de aangesloten adviseurs begon de tijd te dringen, zegt directeur fiscale zaken Sylvester Schenk. Een verzoek om ambtshalve vermindering moet binnen vijf jaar na het betreffende belastingjaar zijn ingediend. Voor 2017 verloopt die termijn op 31 december aanstaande.
'Onze leden liepen tot vorige week het risico dat zij door hun klanten aansprakelijk zouden worden gesteld als ze er niet op tijd bij zouden zijn geweest', zegt Schenk. Dat gevaar is nu afgewend. Sommige belastingadviseurs zijn trouwens al wel aansprakelijk gesteld door cliënten die zeggen dat hun de afgelopen jaren is ontraden om bezwaar te maken tegen de vermogenstaks.
'Minder zwart-wit'
De staatssecretaris vertrouwt erop dat hij bij de rechter aan het langste eind trekt en dat er geen compensatie komt voor niet-bezwaarmakers. Hij ontleent dat vertrouwen aan een arrest van 20 mei. Daarin bepaalde de Hoge Raad dat ambtshalve vermindering achterwege blijft als het verzoek daartoe is gebaseerd op nieuwe jurisprudentie, oftewel rechterlijke uitspraken die zijn gedaan nadat de belastingaanslag definitief is vastgesteld. Alleen de staatssecretaris kan hierop een uitzondering maken — dat heeft Van Rij dus niet gedaan. In vakbladen hebben juristen geconcludeerd dat verzoeken om ambtshalve vermindering een doodlopende weg waren geworden.
Cor Overduin is daardoor niet overtuigd. 'Het ligt minder zwart-wit dan de staatssecretaris doet voorkomen', zegt de belastingadviseur bij Grant Thornton die de BvB al jaren bijstaat in diens procedures tegen box 3. 'De rechtsvraag is veel groter en algemener dan waarover de Hoge Raad zich in mei heeft uitgesproken.'
'Juridisch kansloos'
In de formulieren waarmee belastingplichtigen tot nu toe om ambtshalve vermindering kunnen vragen, voert de Bond aan dat Van Rij's voorganger Eric Wiebes in 2015 besloot dat de uitkomst van de toen lopende massaalbezwaarprocedure ook voor niet-bezwaarmakers zou gelden. Dat besluit is nooit ingetrokken, aldus de BvB.
Hoogleraar Albert, die tevens directeur vaktechniek is bij het kantoor Baker Tilly, vindt dit argument spitsvondig, maar juridisch kansloos. 'Het besluit uit 2015 geldt enkel voor de jaren 2015 en 2016, niet voor de jaren erna. Voor 2017, 2018 en 2019 heeft de staatssecretaris namelijk nieuwe besluiten genomen. Die besluiten hebben voorrang en daarin staat dat je tijdig bezwaar moet hebben gemaakt om rechten te kunnen ontlenen aan een massaalbezwaarprocedure.'
Behoorlijk bestuur
De tweede pijl op de boog van de belangorganisatie is dat het arrest van 20 mei de uitkomst zou zijn van een gebrekkige procedure. De Hoge Raad had de afwijzing van verlaging van de belastingaanslag moeten toetsen aan de grondwet en de beginselen van behoorlijk bestuur, meent zij, maar dat is de raadsheren niet gevraagd.
'Het gaat hier over toepassing van het recht en dan kan de Hoge Raad de aangedragen argumenten aanvullen', zegt Bavinck hierover. Hij heeft inhoudelijke twijfels bij de argumentatie van de BvB. Maar afgezien daarvan stelt hij dat ook als de grondwet en de beginselen van behoorlijk bestuur niet in het arrest van 20 mei zijn genoemd, de Hoge Raad die in een dergelijke zaak zou hebben meegenomen in zijn overwegingen als dat tot een andere uitkomst had geleid. 'Ik acht het heel onwaarschijnlijk dat de Raad van standpunt verandert', aldus Bavinck.
Verrassende uitspraak
Schenk is tevreden dat de leden van het Register Belastingadviseurs na de procesafspraken die zijn gemaakt, niet opnieuw 'met de vingers tussen de deur komen' als de Hoge Raad nog eens een verrassende uitspraak doet. Want één ding weet hij zeker na het onverwachte kerstarrest van vorig jaar: 'Elke scheet in box 3 zal tot aan de hoogste instantie worden aangevochten.'
Werkafspraak om chaos te voorkomen
Onder normale omstandigheden zouden belastingbetalers die in de jaren 2017 tot en met 2020 hebben verzuimd tijdig bezwaar te maken tegen de vermogensrendementsheffing een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag moeten indienen. De afwijzing van dat verzoek door de Belastingdienst zouden zij vervolgens bij de rechter kunnen aanvechten.
Om te voorkomen dat de dienst overstelpt raakt met verminderingsverzoeken en de rechterlijke macht vervolgens wordt overladen met individuele beroepsprocedures, is afgesproken dat kan worden volstaan met een of enkele proefprocedures. Als die ertoe leiden dat de Hoge Raad oordeelt dat ook niet-bezwaarmakers hun geld moeten terugkrijgen, dan geldt die uitspraak voor iedereen die in de periode 2017-2020 te veel vermogenstaks heeft betaald. Ook voor degenen die helemaal nooit hebben overwogen om hiertegen in het geweer te komen.
Hoogleraar belastingrecht Philippe Albert zegt dat deze werkafspraak niets verandert aan de in zijn ogen zwakke juridische onderbouwing van de strijd die de Bond voor Belastingbetalers en de Consumentenbond aangaan voor de niet-bezwaarmakers.