Wikipedia
Betaling van schuldeisers uit de boedel DSB
Curatoren kondigden op 5 december 2014 een grote nabetaling aan van 35% aan schuldeisers. Opgeteld bij eerdere uitkeringen van 39%[89] is dan 74% door curatoren uitbetaald. Laatstgenoemden verwachten in een periode van 10 jaar volledig de schuldeisers te kunnen terugbetalen.[90] Belangrijk was een verbindend verklaring van de door curatoren voorgestelde compensatieregeling door het gerechtshof te Amsterdam op 4 november 2014.[91] Hierna waren banken bereid de boedel 1,4 miljard euro te lenen om tot vervroegde uitbetaling over te gaan. Op 4 december 2015 bood de curator alle particuliere schuldeisers 100% van de hoofdsom aan, mits zij afzien van rente en schadeclaims jegens de boedel.[92] In het 33e faillissementsverslag bleek dat 98,5% van de schuldeisers het aanbod hadden geaccepteerd. Grote dissident was DNB. De curatoren hebben het aanbod inmiddels ingetrokken.[93] Curatoren benoemen in hun verslaggeving dit inmiddels ingetrokken voorstel als: "Het Aanbod".
Intussen boekte de sterk afgeslankte failliete bank in 2015 175 miljoen winst.[94][95] Het bedrijf staat onder leiding van de curator met nog 24 medewerkers. Oktober 2017 maakten de curatoren bekend "dat de schuldeisers al hun vorderingen - aanvankelijk zo'n €4 mrd - waarschijnlijk terug zullen zien".[96] De winst over het boekjaar 2017 bedroeg ruim 104 miljoen euro.[97]
Nieuwe handelsnaam: Finqus
Curatoren hebben toestemming gekregen om de activiteiten per juni 2016 voort te zetten onder de nieuwe handelsnaam "Finqus".[98] In het 32e faillissementsverslag spreken curatoren de verwachting uit alle schuldeisers te kunnen terugbetalen, mits ze nog minimaal 5 jaar mogen doorgaan met bankieren.[99] April 2018 melden ze daar nog 3 jaar voor nodig te hebben.[100]
Idem maar dan IceSave
n januari 2013 heeft het hof van justitie van de Europese Vrijhandelsassociatie (EFTA) IJsland gelijk gegeven dat het weigerde Nederlandse en Britse rekeninghouders van Icesave te compenseren.[43] Tegen de uitspraak is geen beroep mogelijk. Volgens het hof waren de gevolgen van de kredietcrisis voor IJsland dermate zwaar, dat het land van compensatie af kon zien. De uitspraak is een tegenslag voor Nederland, maar de Nederlandse overheid heeft inmiddels ongeveer de helft, dat is € 734 miljoen, van dat geld teruggekregen uit de failliete boedel van Landsbanki. IJsland liet direct na de uitspraak weten dat het verwacht dat de gedupeerden de komende jaren wel volledig zullen worden gecompenseerd uit de boedel van Landsbanki.[44] Volgens de regering van IJsland vertegenwoordigen de bezittingen van Landsbanki een waarde van zo'n € 8,8 miljard en zijn de schulden maar € 7,6 miljard.[45]
idem van der Hoop
Noodregeling en faillissement in 2005
Van der Hoop Bankiers kwam in 2005 onverwacht in grote problemen als gevolg van een schikking met de Belastingdienst ten bedrage van 5,5 miljoen euro. Een forse nabetaling van Vennootschapsbelasting over het jaar 2001 was veroorzaakt door de handel in zogenaamde kasgeldvennootschappen. De bank had deze risicovolle activiteit opgezet om meer inkomsten aan te trekken, maar geheel op eigen naam (via de eigen trustmaatschappij) uitgevoerd, hetgeen niet gebruikelijk was. Doorgaans bemiddelt een bank slechts in dergelijke aandelen en houdt men deze niet op eigen naam aan. Verkeerd fiscaal advies van het advieskantoor Deloitte lag hier aan ten grondslag. Zodoende moest de winst over 2004 achteraf worden gecorrigeerd tot een verlies. De SOBI (Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie) van Pieter Lakeman heeft nog enige tijd een onderzoek ingesteld naar deze gang van zaken. Op 8 juni 2005 heeft de directie van Van der Hoop de rekeninghouders per brief op de hoogte gesteld van het verlies en een herstructurering aangekondigd. Er werd toen ook een persbericht uitgegeven. Eind juni 2005 werd aangekondigd dat een derde van de 75 banen bij de bank zou worden geschrapt. Er was meteen veel aandacht in de media voor deze berichtgeving. Overnamegesprekken en onderzoeken naar mogelijke deelnemingen – onder andere met projectontwikkelaar LSI en de Belgische Bank DeGroof – liepen op niets uit. Op verzoek van De Nederlandsche Bank werd op 9 december de noodregeling van toepassing verklaard, waarna op 16 december het faillissement werd uitgesproken.[1][2] Rutger Jan Schimmelpenninck was één van de twee bewindvoerders en curatoren. Tezamen met medecurator mr H.P. de Haan stuurde hij op 23 december 2005 een brief aan de gedupeerde rekeninghouders hoe deze over hun vermogen konden beschikken. De rekeningsaldi waren immers bevroren, maar effecten die niet op naam van de bank stonden, konden worden uitgeleverd aan de eigenaren. De uitdelingslijsten, faillissementsverslagen en verdere juridisch relevante stukken zijn nog altijd aanwezig op de website van het advocatenkantoor Houthoff[3] van de voormalige curator.
Als belangenbehartiger van de gedupeerde rekeninghouders na het faillissement wierp zich de Stichting Hoop-verlies op die opgericht werd te Leiden op 13 februari 2006. Het bestuur van deze stichting bestond uit 4 rekeninghouder bij de bank. Er zijn in 2006 verschillende bijeenkomsten belegd om de belangen van de rekeninghouders te bundelen. Uiteindelijk werd een kort-geding tegen DNB gewonnen. Inzet was of DNB de bedragen, die zij onder de Depositogarantieregeling diende uit te keren aan de particuliere rekeninghouders en kleine ondernemingen, weer mocht verhalen op de failliete boedel. In feite had DNB zich tijdens een crediteurenvergadering versproken op dit punt. Hoop-verlies won het kort geding; een bodemprocedure is nooit ingezet door DNB.
Uiteindelijk kregen alle particuliere spaarders en rekeninghouders hun tegoed volledig terugbetaald uit de opbrengst van de failliete boedel. De aandeelhouders van de bank verloren echter hun inleg definitief.