Deze week: vrees voor vertrek van Omtzigt én Hoekstra, waarom het CDA wel wist van Sywerts miljoenenwinst, hoe vertrouwen en matiging in Den Haag verloren gaan. Ofwel: het CDA en de wankelende democratische rechtsorde. Analyse van Tom-Jan Meeus in de NRC , die niet gespeend is van enig cynisme t.o.v. de huidige Nederlandse politieke clique.
“Niet lang geleden, eind april, noteerde informateur Herman Tjeenk Willink in zijn eindverslag dat de democratische rechtsorde is gebaseerd op „vertrouwen en matiging”.
Decennia paste het CDA daar uitstekend bij. Christen-democratische leiders als Van Agt (’77-’82), Lubbers (’82-’94) en Balkenende (’02-’10) die als premier allemaal regeerden met partijen op beide flanken – meestal de VVD, soms de PvdA.In Duitsland ontleent de CDU van Angela Merkel hier haar identiteit aan – Die Mitte. Een politiek die zelfbeheersing en mildheid vereist. De notie dat mensen die fouten maken niet vanzelf foute mensen zijn.Maar als deze week iets bleek uit het gelekte memo van de nummer twee van het CDA, Pieter Omtzigt, is het dat die waarden in Den Haag verloren zijn gegaan. Vertrouwen, matiging, zelfbeheersing, mildheid: je vond het niet terug. Het omgekeerde – wantrouwen, uitvergroting, conflict – spatte van bijna alle 76 pagina’s.Dus dit was niet het zoveelste momentje in een politieke cultuur die de vermaaksindustrie voedt met holle ophef.Dit was een moment voor de geschiedenisboeken: voor vragen over de houdbaarheid van de democratische rechtsorde zelf.Ook omdat het verschijnsel zich niet tot het CDA beperkt. Sinds Kajsa Ollongren (D66) als verkenner corona kreeg (‘Omtzigt functie elders’), stokt de regeringsvorming door bangelijke onderhandelaars, moties van afkeuring en eisen van totale openheid. Argwaan en onredelijkheid als uitgangspunt.En al langer geldt in Den Haag de norm dat het persoonlijke politiek is. Niet in de klassieke feministische definitie van dit begrip, waarin het draaide om vrouwenrechten. Maar in de letterlijke betekenis van het woord: wat de politicus ervaart en voelt, ‘het beeld’, heeft voortaan evenveel belang als de inhoud van het laatste wetsvoorstel.In dit opzicht was die explosie van pijnlijke ontboezemingen in Omtzigts memo volmaakt logisch. Waar het duw- en trekwerk in de Haagse compromissenfabriek van oudsher gericht is op het resultaat, niet op persoonlijke ervaringen van politici, doet Omtzigt in zijn memo het omgekeerde: hij neemt zijn persoonlijke ervaringen in het CDA – de nederlagen, de vernederingen, de oneerlijkheid – als uitgangspunt. De individuele kosten, niet de gemeenschappelijke resultaten.
Nu is Omtzigt een groot brein, veel te slim voor zijn collega’s, maar geen man met een fijne sociale antenne. Om hem heen zeggen mensen al jaren: we doen alles om hem de ruimte te geven. Maar zelf ervaart hij vooral beknotting (en onderschatting).Dat hij werkte aan een memo voor de partijcommissie-Spies, die de verkiezingsnederlaag evalueert, was in Den Haag al weken duidelijk. Tekstfragmenten circuleerden onder CDA’ers. Maar dat hij er een aanval op vrijwel de hele partij van maakte, overviel donderdag ook mensen die hem het afgelopen jaar door dik en dun steunden.Tegelijk beseften zijn opponenten dat het interne gescheld op hem (teringhond, zieke man, psychopaat) onverdedigbaar is. En onderstreepten zijn medestanders hoe grievend het voor hem was dat CDA-ministers hem na het onderzoek naar de Toeslagenaffaire „vertelden wat ik van het rapport moet vinden”, zoals Omtzigt noteert.Daarbij claimt hij dat toenmalig CDA-voorzitter Ploum hem vorig jaar zomer het leiderschap toezegde mocht lijsttrekker Hugo de Jonge uitvallen. En hij wijst erop dat lijsttrekker Hoekstra een economisch plan (‘New Deal’) presenteerde waarbij partijsponsors „en iemand in het campagneteam” belang zouden hebben gehad. Beide claims werden in de partij krachtig weersproken, hoewel de details voor een zorgvuldige beoordeling ontbraken.Maar ook hoorde je vanaf donderdag in de partijtop: hij moet bewijs leveren of anders zijn beschuldigingen intrekken. Het leek op toewerken naar een ultimatum.