rationeel schreef op 16 maart 2019 17:04:
kortsluiting
Zelf gelooft de journalist daar niet altijd in. Daarvoor heeft hij inmiddels te veel gezien.
Eind 2017 kwam Can uitgeput thuis na opnames voor de documentaire In het spoor van IS, waarvoor hij in Irak en Syrië op zoek ging naar de drijfveren van de terreurbeweging ISIS. ‘Toen we tijdens die reis Mosul in Irak binnenreden, was de stad net bevrijd. Alles lag er nog: de massagraven, de kooien waarin ze vrouwen hadden vervoerd. Ik vond dat heel heftig. Ik dacht dat slechtheid een bovengrens had. Maar er zijn mensen die gewetenloos zijn en ervan genieten om anderen pijn te doen. Slechtheid was normaal geworden in het kalifaat.’
Vooral de verhalen van slachtoffers lieten hem niet los. ‘In vluchtelingenkampen waar ISIS zich had teruggetrokken, spraken we kinderen die last van buikpijn hadden. Dat komt door slecht voedsel, dacht ik. Maar het lag anders: terwijl de strijders zich terugtrokken, hadden ze de kinderen verkracht, als wraak voor hun verlies.’
’s Avonds in bed probeerde hij in al dat leed iets van logica te vinden. ‘Ik kreeg het niet voor elkaar. Het leverde kortsluiting op in mijn hoofd. Hoe kom je tot zo’n daad, zonder dat het je ook maar een millimeter in je ziel raakt?’
Voor de slachtoffers die hij heeft gesproken, wil hij gerechtigheid. De discussie over het terughalen van Nederlandse strijders vindt hij lastig. ‘Ook al is ISIS zo goed als verslagen, de ideologie is niet zomaar uit de hoofden van mensen verdwenen. Als je hen terughaalt, haal je tikkende tijdbommen binnen. We kunnen echter niet van de Koerden verlangen dat zij, die het hardst tegen ISIS hebben gevochten, de strijders ook nog moeten berechten en vastzetten. Misschien is een Europees tribunaal wel de beste oplossing.’
Kinderen moeten wel naar Nederland terug, benadrukt hij. ‘Zij hebben er niet voor gekozen en kunnen nog tot fatsoenlijke, gewetensvolle mensen opgroeien. En ja, dan moet je ze van hun ouders scheiden. Waarom niet? ISIS zorgt ook niet voor al die kinderen die wees geworden zijn. En bij twee junks halen we de kinderen toch ook uit huis?’
Wat de ouders betreft, staat voor Can één ding vast: zij moeten zo hard mogelijk gestraft worden. ‘Ja, dat is ook oog om oog, tand om tand. Dat past misschien niet zo binnen mijn soefistische geloof. Maar deze mensen hebben zo’n zwarte pagina in de geschiedenis van de mensheid geschreven, dat het onrechtvaardig zou zijn ze niet hard te straffen. Ik ben tegen de doodstraf, maar we moeten ze lang vastzetten. Als ze na twee jaar weer fluitend buiten wandelen, spuug je al de slachtoffers in hun gezicht.’
tatoeages
Troost en houvast haalt Can uit het soefisme, een mystieke stroming binnen de islam. ‘Maar voor mij is het soefisme groter dan de islam: ieder mens die volgens een moreel kompas leeft, is eigenlijk een soefi. Ik voel geen bekeringsdrang en ik geloof niet in verplichtingen als bidden en de ramadan. Voor mij draait het soefisme om hoe je leeft als mens, om liefde en tolerantie.’
Om het leed dat hij tegenkomt, te kunnen verwerken, neemt Can op zijn reizen altijd een boek van de Perzische soefidichter Rumi mee. Voor hem belangrijke teksten draagt hij bovendien dicht bij zijn hart. Letterlijk. ‘Deze Turkse tekst’, zegt hij, terwijl hij een tatoeage op zijn rechteronderarm laat zien, ‘betekent dat alleen het lichaam vergankelijk is, niet de ziel.’
Een tatoeage op zijn andere arm symboliseert een angstvrij leven. ‘Pas als je vrij bent van de ketenen van angst, ben je mentaal onbreekbaar. Dat vind ik een mooie gedachte. Ik heb veel minder angsten dan vroeger. Eigenlijk ben ik alleen nog bang om mijn dierbaren te verliezen.’
Zelf is hij niet bang voor de dood. ‘Ik ben het wel geweest. In 2012 was ik in Kirkuk in Irak toen er een bom ontplofte. Ik was voor het eerst in een conflictgebied en besefte: zo dichtbij kan de dood zijn. En zo nietig zijn we. Datzelfde had ik bij een aardbeving in Istanbul in 1999. Veel mensen kwamen onder het puin terecht. Die ervaringen hebben me sterker gemaakt. Wanneer ik nu naar die gebieden ga, denk ik niet na over wat er kan gebeuren. ‘Als’ bestaat niet in het leven. Ook dat is een soefistische gedachte: de dag die geweest is en de dag die gaat komen, interesseren me niet. Alleen de dag van vandaag is belangrijk.’
Wanneer de dood komt, zou Can hem ‘met een glimlach’ willen omarmen. Hij gelooft in een leven na de dood. ‘Alles wat mooi is, is wederkerig. Of dat betekent dat er een hemel is, weet ik niet. Maar ik geloof dat alles in een bepaalde vorm, op een bepaalde tijd en plek, terugkomt. Ik zou het ontzettend verdrietig vinden als ik zou weten dat mijn pad zich na de dood niet meer kruist met dat van iemand van wie ik zielsveel houd. Daar zou ik niet mee kunnen leven. Dus misschien wíl ik er vooral in geloven.’