Stro wordt mest, in plaats van rook
Indiase boeren verbranden jaarlijks zoveel rijststro dat de hemel in Delhi er zwart van kleurt. Zowel in de Indiase hoofdstad als in Den Haag wordt gewerkt aan creatieve oplossingen voor het probleem.
Ambtenaar Dinesh Kumar van het landbouwministerie van Delhi legt aan boer Jaipal Singh uit wat er gaande is op zijn veld. Een tractor sproeit een vloeistof over de resten van zijn rijstoogst, aan de rand van de Indiase hoofdstad. Het rijststro op het veld is nog zo’n 50 centimeter hoog. Dit is het gevolg van machinaal oogsten, een praktijk die sinds de jaren tachtig steeds gebruikelijker is geworden in India. Tegelijkertijd werd het de norm om per seizoen verschillende gewassen te verbouwen en zorgden nieuwe varianten van rijst en tarwe ervoor dat de ruimte tussen die seizoenen steeds kleiner werd.
Het resultaat is dat boer Singh krap drie weken nadat hij zijn rijst oogstte alweer tarwe moet zaaien. Het stro met de hand met de grond gelijkmaken is de tijd en arbeidskosten niet waard. Dus zag Singh de afgelopen jaren maar één oplossing: de fik erin. Ook al riskeerde hij daarmee een aanzienlijke boete.
Stro wordt omgezet in mest
Maar dit jaar hoeft dit dus niet, zo belooft ambtenaar Kumar. Het goedje dat hij over Singhs veld laat sproeien werd ontwikkeld door Iari, een overheidsinstituut voor landbouwonderzoek, en in september goedgekeurd — nét op tijd voor dit oogstseizoen. Het bestaat uit verschillende schimmels verpakt in capsules. Voor een hectare land zijn vier capsules nodig, die bij elkaar nog geen 25 eurocent kosten, vermengd met 150 gram palmsuiker, 50 gram kikkererwtenbloem en water. ‘Binnen vijftien tot twintig dagen zal het rijststro niet meer te zien zijn, en volledig zijn omgezet in mest.’
Singh is enthousiast. ‘Het veld verbranden, dat deden we omdat we niets beters wisten. Als dit niet hoeft, en ik ook nog eens geld voor kunstmest uitspaar, dan zal mijn winst hoger zijn.’ Zijn enige zorg is of het proces snel genoeg verloopt. ‘Ik moet echt binnen twintig dagen zaaien. Daarna telt elke dag; als ik te laat ben zal mijn tarweoogst minder zijn.’ Om boeren als Singh te overtuigen, sproeit de regering van Delhi gratis bij iedereen die het wil proberen. ‘Volgend jaar zullen ze het zelf kopen, of maken’, verwacht Kumar.
Of in klimaatneutrale producten
Ondertussen doen honderd boeren in de deelstaat Andhra Pradesh mee aan een pilot die hun rijststro helemaal tot in Nederland zal brengen. Verschillende Nederlandse bedrijven zoeken samen met overheidsinstanties naar oplossingen om rijststro te verwerken tot hoogwaardige, klimaatneutrale producten als meubelpanelen. Doel is niet alleen om het verbranden van akkers en de daarmee gepaard gaande CO2-uitstoot tegen te gaan, maar ook om de rijstboeren aan extra inkomsten te helpen.
‘We willen volgend jaar de eerste demoproducten op de markt brengen, om te laten zien dat het kan’, zegt Koos van Eyk. Hij is programmamanager van NL Works, een initiatief van de ministeries van Economische en Buitenlandse Zaken om internationaal grootschalige publiek-private partnerships met maatschappelijke impact van de grond te krijgen.
Want bij ‘één fabriekje’ moet het niet blijven, zegt Van Eyk. Vanaf volgend jaar moet het echt van start gaan, met een of twee fabrieken in India zelf en 5000 tot 20.000 boeren per fabriek. ‘Dat is pas het begin. Als we 20% van het probleem willen oplossen, hebben we uiteindelijk zeker vijftig fabrieken door heel India nodig, de medewerking van een miljoen rijstboeren én een markt voor klimaatpositieve producten ter waarde van een miljard euro.’
Dat hoeven niet alleen meubelpanelen te zijn. Er wordt ook gewerkt aan verpakkingsmateriaal, papier, compostering en het opwekken van energie (waar de fabrieken voor die andere producten weer op kunnen draaien). ‘We praten met partners die serieus met de circulaire economie bezig zijn. De grote uitdaging is om dit op grote schaal commercieel te maken. Want iedereen moet eraan verdienen: de bedrijven én de boeren.’
Boeren overtuigen
Aan Aneel Kumar Ambavaram, een alumnus van Wageningen University, de taak om de boeren in Andhra Pradesh ervan te overtuigen deze plannen een kans te geven. Hij staat aan het hoofd van de lokale partnerorganisatie Grameena Vikas Kendram (GVK), die de coöperatie waarin de deelnemende boeren vertegenwoordigd zijn ondersteunt.
‘Boeren zullen nieuwe praktijken niet zomaar accepteren’, zegt hij over de telefoon. ‘We moeten hen ervan verzekeren dat ze er geld aan zullen verdienen, en dat dit duurzaam is — niet enkel voor een of twee seizoenen. Dit vergt een mentaliteitsverandering, namelijk het besef dat rijststro geen afval is, maar waardevolle biomassa.’