Deel 2:
Aeolus werd geschikt gemaakt voor turbines van acht tot tien megawatt, al kan het schip ook turbines van veertien vervoeren en installeren. Acht megawatt, dat zijn nu de gangbare turbines. In zeven jaar moet de Aeolus zich terugverdienen, stelde Van Oord na de verbouwing. Want ergens halverwege dit decennium, precies zoals Utkin voorspelt, komt de volgende generatie windturbines op de markt.
Daar is dus de 'bigger boat' voor nodig. In de offshore draait alles om efficiëntie. Meer ruimte op het dek betekent dat een schip meer onderdelen kan meenemen, en dus minder vaak heen en weer hoeft te varen. Dagtarieven voor schepen lopen in de honderdduizenden euro's. Dus wanneer er kan worden gesneden in het aantal 'ritjes naar de haven', scheelt dat enorm in de kosten.
'De installatieschepen die nu in bestelling zijn, hebben zo'n 36% meer ruimte op het dek dan de bestaande vloot', zegt Catherine MacFarlane, specialist op het gebied van installatieschepen bij IHS Markit. Naast de plek op het dek is ook de kraan cruciaal. 'Voor turbines van 14 megawatt op meer, moet een kraan minstens 150 meter kunnen hijsen. En zo'n kraan moet 1500 ton aankunnen.'
Op de Chinese werf
De huidige schepen zijn al joekels. Op dit moment werkt Seaway Heavy Lifting vol continue mee aan de bouw van Hollandse Kust Zuid, een windpark voor de kust van Noordwijk. Het schip Strashnov van het bedrijf is 183 meter lang is, 47 meter breed en heeft aan de achterzijde een kraan die 5000 ton kan tillen. 24 uur per dag, 7 dagen per week is het schip aan het werk: laden, transport, lossen, terug naar de haven, een wekenlange cyclus.
De komende maanden worden de funderingen geplaatst van Hollandse Kust Zuid. Dat zijn metalen buizen ter grootte van een stadsbus, die rechtop de zeebodem komen te staan. Daar worden vervolgens de turbines op vastgezet. Op het dek van de Strashnov passen drie funderingen. Elke vaart vanaf het SIF-terein op het puntje van de Maasvlakte naar Hollandse Kust Zuid, duurt vier tot vijf dagen.
Maar schepen van dergelijke afmeting zijn dus te klein voor de volgende generatie. Cadeler, een beursgenoteerde windparkinstallateur uit Denemarken, bestelde deze zomer twee nieuwe schepen. Elk schip kan zeven turbines van vijftien megawatt vervoeren en installeren (of vijf turbines van twintig megawatt, maar die turbines bestaan nog niet). De 'kleinere' schepen worden zo overbodig en moeten het doen met ander en veelal minder lucratief werk, zoals onderhoud.
De twee schepen van Cadeler worden opgeleverd in 2024 en 2025. Ze gaan helpen bij de bouw van het windpark op de Doggersbank, waar honderd turbines naar toe moeten. Bouwkosten per schip: $325,5 mln. Beide giganten worden gebouwd op een werf Qidong, vlakbij Shanghai.
‘We zien ruimte voor op zijn minst drie installatieschepen om te voldoen aan de vraag tot aan 2030’Catherine MacFarlane, IHS Markit
Dit soort megaschepen wordt vrijwel altijd gemaakt in China of Zuid-Korea. IHS Markit becijfert dat er op dit moment plannen zijn voor de bouw van veertien installatieschepen voor windenergieparken op zee, al zijn nog niet in alle gevallen de investeringsbeslissingen genomen. 'Bovenop de huidige vloot en de nieuwe schepen in aanbouw, zien we ruimte voor op zijn minst drie installatieschepen om te voldoen aan de vraag tot aan 2030', aldus MacFarlane.
Op metalen buizen ter grootte van een stadsbus worden de turbines vastgezet.
Van tekort naar overschot
Dus er is een gat. Wie springt daarin? Een schip bouwen vergt een enorme investering. Dat kan niet uit wanneer een schip wordt gebruikt voor één windpark. Meerdere contracten tegelijk is beter. Maar de workflow in de offshore gaat met horten en stoten, projecten sluiten niet altijd op elkaar aan. Met het bestellen van een schip voor honderden miljoenen, neemt een bedrijf hoe dan ook risico.
'De terugverdientijd was echt wel een hoofdbreken bij investeerders en bedrijven', zegt MacFarlane. 'De kans bestond dat de levensduur van deze installatieschepen relatief kort was, tenzij er grote investeringen gedaan zouden worden.' Dat speelde in het recente verleden: de installatieschepen konden de groei van de turbines niet bijbenen, dus werden overbodig.
Al kan straks het tegenovergestelde ook gebeuren: meerdere bedrijven zien kansen in wind op zee en bestellen grote installatieschepen - veelal gevaartes die zichzelf op afzinkbare poten vastzetten in de zeebodem, en zichzelf optillen ver boven zeeniveau - waardoor er een overschot ontstaat.
Dat gebeurt vaker in de scheepvaart. Zo is er een enorm overschot aan boorplatforms: toen de olieprijs hoog was, boven de $100 per vat, hebben gespecialiseerde bedrijven massaal deze platform besteld. Die kwamen enkele jaren geleden op de markt, toen de olieprijs ver onder de $100 lag, en zelfs een tijd onder de $50.
Er werd nauwelijks geboord naar nieuwe gas- en olievelden. De dagprijzen voor platforms kelderden. Verschillende boorbedrijven hadden net enorme investeringen gedaan waar ineens amper inkomsten tegenover stonden, en gingen failliet. 'Als er meer installatieschepen worden besteld dan nodig, kan er op die markt makkelijk een overschot ontstaan', zegt MacFarlane. Want zóveel extra schepen zijn er ook weer niet nodig.
Wilde schattingen
Vooralsnog wordt er echter vooral uitgegaan van een tekort. Wereldwijd zijn er enorme plannen voor offshore energieopwekking. 'In de komende tien jaar zal er 235 gigawatt aan wind op zee bijkomen', voorspelt de Global Wind Energy Council. 'Dat is zeven keer zoveel als wat er thans staat.'