Dat de verwachtingen hooggespannen zijn, blijkt ook uit het feit dat de Europese Unie een subsidie van €4,7 mln heeft toegekend aan het VUmc voor de bouw van het nieuwe Imaging Center. In dit centrum voor medische beeldvorming komt de modernste scan-apparatuur te staan, samen met speciale laboratoria om geneesmiddelen licht radioactief te kunnen maken. Het nieuwe gebouw, met een vloeroppervlakte van 15.000 m2, opent in 2019 zijn deuren.
‘Ik noem het ook wel een wasstraat’, zegt Van Dongen. ‘Bij het Imaging Center kunnen we medicijnen gedurende hun hele ontwikkelingstraject karakteriseren. Bedrijven kunnen bij ons aankloppen om te zien welke medicijnen-in-ontwikkeling kans van slagen hebben en welke niet.’ Het gaat om een vorm van publiek-private samenwerking. Tot zijn potentiële klanten rekent de Amsterdamse hoogleraar niet alleen de grote internationale farmabedrijven, maar juist ook de kleinere, innovatieve biotechbedrijven. Die laatste nemen immers de ontwikkeling van de meeste nieuwe medicijnen voor hun rekening.
Twee Nederlandse biotechbedrijven hebben zich ook al bij het VUmc gemeld. In beide gevallen gaat het om bedrijven die inzetten op een betere drug targeting: een gerichtere aflevering van medicijnen in het menselijk lichaam. Het ene bedrijf is Cristal Therapeutics, dat begin dit jaar bijna €13 mln aan nieuw investeringsgeld ophaalde, wat veel geld is voor een biotechbedrijf.
Het andere bedrijf is het jongere LinXis, dat werkt aan zogenoemde ADC’s (Antibody Drug Conjugate), een nieuwe generatie van kankermedicijnen die bestaat uit een ‘linker’, waaraan een antilichaam en een toxische stof zijn gekoppeld. Het idee is dat de toxische stoffen veel krachtiger kunnen zijn – Van Dongen vergelijkt ze met ‘slangengif’ – omdat ze pas in de tumorcellen loskomen. Helaas werken de middelen in de praktijk niet optimaal. Een deel van de toxische stof belandt soms toch in de bloedbaan, waardoor ernstige bijwerkingen kunnen optreden.
Van Dongen vertelt dat de mensen van LinXis bij hem kwamen met een oplossing waarvan hij dacht: dat is echt te simpel. ‘Ze wilden platina gebruiken als een soort tweezijdig plakband. Het medicijn zou daardoor nauwelijks schade kunnen aanrichten zolang het de tumoren niet bereikt.’ Ondanks zijn scepsis liet Van Dongen zich overhalen om de LinXis-technologie verder te ontwikkelen en de medicijnen op dieren te testen. ‘Tot mijn verbazing bleek het heel goed te werken. Onze ADC’s waren effectiever dan de bestaande.’
De drijvende kracht achter LinXis is HendrikJan Houthoff, een man die ondanks zijn leeftijd van 73 jaar gewoon op de motor naar de redactie van Het Financieele Dagblad komt. Bij een kop koffie vertelt hij hoe hij dertig jaar geleden zijn post als hoogleraar diagnositiek opgaf en een eigen bedrijf begon: tot grote schrik van zijn vader, de medeoprichter van het bekende advocatenkantoor Houthoff Buruma.
fMRI-scan
fMRI-scan
Maar Houthoff boerde niet slecht. Hij richtte Kreatech op, een bedrijf dat medisch-diagnostische testen verkocht en inmiddels al langer in handen is van Leica Biosystems. Het idee van platina als een tweezijdig plakband bleef al die jaren op de plank liggen. Totdat Houthoff vijf jaar geleden zijn kans schoon zag. Hij kon de research-activiteiten van zijn oude bedrijf opkopen en bracht die onder in LinXis.
Het platina-molecuul, zo vertelt Houthoff, beschikt over twee bijzondere haakjes. Aan het ene haakje hangt LinXis een toxisch geneesmiddel, en aan het andere haakje een antilichaam dat zorgt voor het transport door de bloedbaan naar de kankercellen.
‘Het platina moet bijzondere dingen doen’, zegt Houthoff. ‘Het antilichaam en het medicijn moeten zeer stevig aan het platina-molecuul zitten. Zolang dat het geval is, gebeurt er niets. Maar als het geheel eenmaal is opgenomen door de tumorcel, moet het geneesmiddel loskomen, zodat de kankercel wordt gedood.’
De techniek heeft zich inmiddels bewezen in muizen. Nadat Van Dongen een radioactief element aan het geneesmiddel had gehangen, bleek dat de tumoren oplichtten. Met andere woorden: het geneesmiddel belandde daar waar het moest zijn. Van Dongen kon ook laten zien hoe het medicijn zich in het lichaam bewoog, hoe het werd afgebroken en ook weer werd uitgescheiden. ‘Ik ben Guus heel dankbaar dat hij het heeft willen proberen’, zegt Houthoff.
De schoonheid van de LinXis-techniek zit hem deels in de eenvoud van het platina-molecuul. Houthoff: ‘Andere bedrijven gebruiken heel ingewikkelde moleculen als ‘linker’. Maar een van de problemen is dat die grote moleculen vaak wat toxische stoffen loslaten in de bloedbaan.’ Een bijkomend voordeel van het platina-molecuul is dat de ADC’s daarmee ook makkelijker te maken zijn.
Met de succesvolle testen van Van Dongen is LinXis er echter nog niet. Want farmabedrijven die verder onderzoek kunnen financieren, zijn volgens Houthoff helemaal niet geïnteresseerd in nieuwe technieken. Farmabedrijven willen producten die ze kunnen verkopen. Dat betekent dat LinXis de komende jaren zelf moet bewijzen dat het platina-molecuul in ADC’s ook werkelijk nuttige geneesmiddelen oplevert.
LinXis zet nu in op twee kandidaatsmedicijnen, één tegen kanker en één tegen leveraandoeningen. Dat kan relatief snel gaan, omdat LinXis gebruik maakt van antistoffen en geneesmiddelen die al beproefd zijn. Opmerkelijk genoeg is er vanuit de farmawereld zeker zoveel belangstelling voor het levermedicijn als voor een nieuw middel tegen kanker. De verklaring daarvoor is volgens Houthoff eenvoudig: er zijn zeer vele nieuwe kankermedicijnen in aantocht, terwijl de concurrentie bij leveraandoeningen minder groot is.
Als hoogleraar heeft Guus van Dongen geen commercieel belang bij een toekomstig succes van LinXis. Wel zit de hoogleraar in de medische adviesraad van het biotechbedrijf, samen met Bob Pinedo, een van de bekendste oncologen van Nederland.
In zijn werkkamer in het VUmc vertelt Van Dongen dat hij hoopt op blijvende zelfstandigheid van LinXis. Want zijn terughoudendheid richting grote farmaceutische bedrijven is nog ongebroken. ‘Het zou goed zijn als het monopolie van Big Farma wordt doorbroken’, zegt de hoogleraar. ‘Als een grote farmaceut de rechten opkoopt, bestaat altijd het risico dat veelbelovende middelen ten onrechte in de ijskast belanden.’