Martin van Rooijen/50Plus tydens het Verantwoordingsdebat in de Tweede Kamer
6 juni 2019:
Dikke onvoldoendes voor kabinetsbeleid en pensioenakkoord
Het beleid van het kabinet en het nu voorliggende pensioenakkoord stellen ernstig teleur, vindt 50PLUS.
“De boeken over 2018 zijn gesloten. De Nederlandse overheid is, inclusief de belastingclaim op het pensioenvermogen van 400 miljard, waarschijnlijk de rijkste overheid van het eurogebied. .....
Sinds 2012 zijn de (collectieve) lasten gestegen met 3 procentpunt. Dat staat gelijk aan 24 miljard euro hogere belastingen. Het overschot mag dan ook geen verbazing oproepen. Het zou verbazend zijn als het er niet was geweest.
De andere kant van de medaille van hogere lasten en oplopende overschotten is natuurlijk de al jarenlang tegenvallende koopkrachtontwikkeling. ...........
Een paar maanden geleden werden onze kritische vragen over de koopkrachtcijfers nog nonchalant beantwoord. Maar nu gaan ze er toch opnieuw naar kijken. En nu het kabinet een beetje sleutelt aan de AOW-leeftijd, komt het CPB de gevestigde orde te hulp met spontane houdbaarheidsmiljarden. Hiermee maakt het CPB zichzelf enorm kwetsbaar. Houdbaarheid op commando van lopende onderhandelingen. Het lijkt WODC wel. Wetenschap op bestelling. Ik geloof wel dat er meer financiële ruimte is op lange termijn. Maar dat kun je niet ineens tevoorschijn toveren als het jou goed uitkomt. Wij zijn ook altijd aan het rekenen en hebben recht op de laatste informatie. De verlaging van de AOW-leeftijd wordt veel beter financierbaar op lange termijn, met een meevaller van 4 miljard. Dat willen wij natuurlijk meteen weten! Het verhogen van de AOW-leeftijd was een politieke keuze en het verlagen van de AOW-leeftijd is evengoed een politieke keuze.
............
Voor gepensioneerden was de tegenvaller over 2018 zelfs het dubbele van de teleurstelling die de gemiddelde burger op zijn bord kreeg. Maar dat deert het kabinet niet. Integendeel. Deze batterij van niet waargemaakte koopkrachtvoorspellingen was niet het begin en zal ook niet het einde zijn van de gifbeker voor gepensioneerden. Want die gifbeker moet namelijk helemaal leeg, inclusief het einde van het pensioenstelsel zoals we dat 40 jaar hebben gekend. Het doet pijn om juist vandaag mijn laatste Tweede Kamerdebat te doen.
Er zijn heel veel offers gebracht om het pensioenstelsel overeind te houden. Tien jaar lang geen indexatie. Daardoor zijn de pensioenen de facto 20% lager geworden. Voor iedereen, van gepensioneerde tot en met jonge werknemers. Deze gemiste indexatie voor jong en oud zal nooit meer worden ingehaald. Diverse fondsen die er relatief slecht voor stonden hebben ook al eens moeten korten en als klap op de vuurpijl is zelfs de pensioenleeftijd verhoogd. Maar het mocht allemaal niet baten. Niets maar dan ook niets helpt een kapitaal gedekt stelsel tegen de verschroeide aarde als gevolg van de risicovrije rente. Maar op basis van deze nationale rente-canard, ligt er dus wel een pensioenakkoord. Eentje waar dan uiteraard ook de schraalheid vanaf straalt.
De zekerheid wordt afgeschaft, een zekerheid die er nooit was. In ruil daarvoor krijgen de deelnemers de door hen opgebouwde buffers terug. Daarvan kunnen ze nu gaan indexeren. Gemakshalve gaat het kabinet er aan voorbij dat miljoenen mensen in een pensioenfonds deelnemen dat helemaal niet beschikt over buffers. Zij worstelen met een dekkingsgraad net boven of net onder de 100%. Het is voor deze enorme groep gewoon kletskoek dat de kortingen van de baan zijn. Bevreesd moet worden dat bij veel grote pensioenfondsen meteen moet worden gekort als het nieuwe stelsel eenmaal is ingevoerd. Op dit moment is de dekkingsgraad van de vier grote fondsen lager dan 100% en dat betekent dat voor die fondsen eind dit jaar of eind volgend jaar onvoorwaardelijk en definitief gekort moet worden.
Ook de werkgevers zijn tevreden. De premies blijven stabiel. Ze hoeven immers geen bijdrage meer te leveren aan de instandhouding van het eigen vermogen van meer dan 25%. Maar de premie moet wel kostendekkend worden. Dat wordt nog een loodzware en buitengewoon kwetsbare verbouwing. Bij een rekenrente van 1% moet de premie zo ongeveer worden verdubbeld, of de opbouw moet worden gehalveerd. Dat gaat natuurlijk niet gebeuren. Zolang dat niet wordt opgelost, blijven werkenden te weinig premie betalen ten opzichte van het pensioen wat ze opbouwen.
Met dit akkoord blijft Nederland het land met het grootste pensioenvermogen en tegelijk de laagste rekenrente ter wereld. Dat het resultaat dus ook heel schraal is, zou niemand moeten verbazen. Al met al zijn er meer minnen dan plussen te vinden in het concept pensioenakkoord. De balans slaat negatief uit.
Het oplossen van de doorsneeproblematiek is wel een voornemen, maar de financiering is mij nog niet duidelijk. Ergens moet een bedrag van € 60 tot € 100 miljard euro worden gevonden. Dat gaat ten koste van de dekkingsgraad en wordt waarschijnlijk ook deels gefinancierd door de premie, die op grond van de gekozen oplossing met 8% omlaag zou kunnen, te handhaven. Ik zou zeggen: geef eerst volstrekte duidelijkheid over de kosten en de dekking daarvan alvorens tot invoering over te gaan. En kijk meteen ook of de oplossing nog past in de Europese regels die Nederland een uitzondering gaven op de mededingingswetgeving voor onze pensioenen. Want voor je het weet los je een niet bestaand probleem op met een geweldig ingewikkelde nieuwe opbouw en haal je daarmee het Paard van Troje van een georganiseerde concurrentie tussen verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen binnen.
Wat doet de Commissie Dijsselbloem eigenlijk nog? Als er is afgesproken dat de premie kostendekkend moet zijn, vloeit de rente voor de premie toch gewoon voort uit de korte en de lange rente. En wat gebeurt er met de lange rekenrente voor pensioenfondsen? Wordt die nu gelijkgeschakeld met de verzekeraars? Of krijgen we helemaal niets voor een duurbetaald advies?
Het zou mij verbazen als de FNV-leden in de komende enquête in meerderheid voor dit akkoord gaan stemmen. Stel dat er in het nieuwe stelsel, net als de afgelopen 10 jaar, een rendement wordt gemaakt van 6%, dan duurt het 10 jaar, voordat die 6% rendement ook tot uitdrukking komt in een verhoging van de pensioenen. Die systematiek is op zichzelf niet slecht gekozen, want als het de afgelopen 10 jaar al had bestaan, dan zouden de pensioenen op basis van het werkelijke rendement van 7% al flink verhoogd zijn. Maar als we er pas mee beginnen na 10 relatief goede beursjaren, dan is zo’n positieve uitkomst nog heel ver weg. Ik zou zeggen: vakbondsleden tel je knopen. De AOW-leeftijd voor jongeren gaat in de nieuwe voorstellen ook nog steeds naar bijna 70 jaar.
Niet alleen de overheid moet zich voorbereiden op slechte tijden, ook de burger moet daartoe in staat gesteld worden. De koopkracht in het algemeen is geen wapenfeit van dit kabinet. De lastendruk is wél een wapenfeit, maar dan juist omdat deze zo hard is gestegen. Het concept-pensioenakkoord borduurt voort op de extreme risicomijdende rentevisie die in Nederland post heeft gevat. Maar die alléén zo streng wordt toegepast als het om pensioenen gaat.
Klimaatinvesteringen kennen een discontovoet van 3%. Bij de vermogensbelasting wordt gerekend met een rendement tot 5,5%. De pensioenpremies voor jongeren worden berekend met een percentage van 2,8%. En volgens ‘kapitaal in de 21e eeuw’ van de Franse econoom Thomas Piketty zijn al deze ‘rekenrentes’ een grove onderschatting van het werkelijke rendement op kapitaal.
..............................................................."