6 juni 2019 Verantwoordingsdebat Tweede Kamer
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter. Ik heb voor mij de koopkrachtcijfers van 2018.
De voorzitter:
Goed zo.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Goed zo. Dank u wel. Daaruit blijkt dat voor gepensioneerden met een pensioen van €10.000 naast de AOW, de koopkracht ietsje daalt. Maar de koopkracht van mensen met een aanvullend pensioen van €30.000 daalt met 1,3%. Dat komt natuurlijk door het niet-indexeren van die 30.000, al tien jaar lang niet. Mijn vraag aan de minister-president is de volgende. Vandaag lezen wij in de reacties van de metaalpensioenfondsen en ook Zorg & Welzijn dat de dekkingsgraad eind april 100% was, maar dat die in mei met 3% gedaald is. Als dat zo zou blijven tot eind van het jaar, erkent de minister-president dan dat bij de metaalpensioenfondsen aan het eind van het jaar voor ten minste enkele procenten gekort moet worden?
De voorzitter:
Volgens mij snapt de minister-president ...
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Mijn vraag is: kunt u dat met ja of nee beantwoorden, als dat aan het eind van het jaar het geval zou zijn?
Minister Rutte:
Dit lijkt me nu echt iets voor het debat over het pensioenakkoord. Van dat debat is volgens mij net Kamerbreed vastgesteld wanneer dat gaat plaatsvinden. Laten we dat dan dáár doen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Kunt u op een feitelijke vraag antwoord geven? Als de dekkingsgraad beneden de 100% is ...
Minister Rutte:
Ja, meneer Van Rooijen ...
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Nee, maar u heeft gezegd: de kortingen zijn van tafel. Die zijn van tafel boven de 100%, maar niet onder de 100%. Daar hoeft u alleen maar ja of nee op te zeggen. U kunt dat niet ontkennen, want u heeft gisteren gezegd in het akkoord dat onder de 100% gekort moet worden. Dus als dat aan het eind van het jaar het geval is, dan wordt er gekort. Dan moet u niet zeggen dat ik daar volgende week met collega's over mag gaan praten. Dan ben ik er niet meer, dan doet een collega van mij dat wel. Maar ik wil dat van u klip-en-klaar weten. Dat is mijn enige vraag vandaag.
Minister Rutte:
De heer Van Rooijen heeft deze vraag ingeleid met zo veel onzin. Ik kan daar echt zo niet op antwoorden. Dit komt terug bij het debat over de pensioenen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, ik maak er bezwaar tegen ...
Minister Rutte:
Dat begrijp ik.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
... dat u mij op mijn laatste dag in de Tweede Kamer van onzin beticht. Wilt u dat terugnemen?
Minister Rutte:
Nee, dat wil ik niet.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat vind ik geen vorm van debatteren, minister-president. Dat is beneden uw niveau.
De voorzitter:
Het gaat niet zo lekker vandaag.
Minister Rutte:
Dat kan wel zijn, maar u komt met zo veel onzin aan, dat ik die vraag niet kan beantwoorden. Dan moet ik eerst al die onzin gaan analyseren en weerleggen en dan uw vraag gaan beantwoorden. Maar dat ga ik niet doen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
U hoeft niet te reageren op mijn verhaal. Dat is geen onzin, dat is zín. Er is verschil tussen zin en onzin.
Minister Rutte:
Nee, het is onzin.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Mijn feitelijke vraag is: erkent u, zoals in het conceptakkoord staat, dat als de dekkingsgraad onder de 100% is, er dan gekort moet worden? Dan moet u dit niet belachelijk maken of eromheen lopen maar gewoon ja of nee antwoorden.
Minister Rutte:
Meneer Van Rooijen, u komt met een buitengewoon suggestieve inleiding op die vraag.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Nee.
Minister Rutte:
Ja, dat deed u wel. Dat houd ik staande en dat vind ik echt. Dat doet geen recht aan de tere discussie die we maatschappelijk moeten voeren over het pensioenstelsel. Daar komt een debat over, en mijn voorstel is dat we dáár geïntegreerd die hele discussie over het pensioenstelsel moeten voeren.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat is geen antwoord.
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, dit is uw laatste dag.
Minister Rutte:
Ja, en wij hebben nog zo veel plezier dadelijk in de Eerste Kamer met elkaar weer.